Stel: morgen zijn, als bij toverslag, alle mensen met één bepaald beroep verdwenen. Het is een gedachtenexperiment van de Amerikaanse antropoloog David Graeber, dat hij opperde in zijn essay On the phenomenon of bullshit jobs. Verpleegsters, vuilnismannen, automonteurs weg? Poef! Je hebt een catastrofe. ‘Een wereld zonder leraren of havenwerkers zit ook al snel in de problemen. Zelfs een wereld zonder sciencefictionschrijvers of ska-muzikanten zou duidelijk een minder mooie plek zijn. Het is echter niet helemaal duidelijk hoe de mensheid zou lijden onder het plotselinge verdwijnen van private equity ceo’s, telemarketeers, pr–researchers of juridische consultants.’
Het is eigenlijk gek dat we allemaal zo druk zijn, vindt Graeber. Automatisering zou ons toch werk uit handen nemen? ‘Het lijkt wel alsof iemand zinloze banen schept, puur om ons allemaal bezig te houden.’
Graeber is een heuse anarcho-communist, betrokken bij Occupy Wall Street en bedenker van de slogan ‘We are the 99%’. Zijn analyse – uitgewerkt in het boek Bullshit Jobs: a Theory – is dat dit systeem bestaat om politieke redenen. Als iedereen druk is, komt niemand in opstand. Of die conclusie juist is laten we even buiten beschouwing; maar onzinbanen, dat idee resoneert. Praat met mensen op feestjes, en als ze al vinden dat zijzelf geen bullshit job hebben, dan zullen ze in elk geval grif beamen dat er op hun werk genoeg andere mensen zijn die dat wel doen. De bean counters, de vergaderaars, de bureaucratie die immer uitdijt teneinde tegemoet te komen aan de eisen van de uitdijende bureaucreatie. En dan zijn er nog de banen die alleen maar bestaan omdat andere mensen zo druk zijn met hun bullshitbaan: hondenkappers, personal shoppers, 24-uurs pizzabezorgers. Je vraagt je af hoeveel banen er wél zinnig zijn.
Maar ja, reageert econoom Max van Lent: ‘Wat is er nou leuker op een feestje dan klagen over je werk? De claims die Graeber maakt zijn vooral gebaseerd op anekdotes. In zijn boek probeert hij getallen te ontlopen, en de cijfers die hij wel geeft zijn vertekend. Hij gebruikt bijvoorbeeld een enquête die vraagt hoe belangrijk iemand zijn of haar werk vindt, maar dat is wat anders dan maatschappelijke relevantie.’ Samen met zijn collega Robert Dur van de Erasmus Universiteit ging hij op zoek naar betere cijfers.
Het is niet zo makkelijk om te bepalen wat een bullshitbaan is en wat niet. Genoeg mensen zouden zeggen dat ‘anarchistische antropoloog’ in die categorie valt. Je zou in elk geval kunnen kijken hoeveel mensen dat van hun eigen baan vinden.
Dat is ook relevant als je zulke jobs niet direct ziet als het gevolg van boosaardig kapitalisme. Stel dat het klopt dat ‘grote massa’s werk doen waarvan ze zelf denken dat het niet nodig is’, zoals Graeber stelt? Als ze gelijk hebben is dat erg, want dan is de mensheid op een enorme schaal tijd en geld aan het verspillen. Als ze ongelijk hebben is dat óók erg, want dan zijn heel veel mensen ten onrechte ongelukkig, wat de arbeidsproductiviteit niet ten goede komt. De vraag is dus: hoeveel mensen vinden dat?
De economen raadpleegden het zogeheten International Social Survey Program, een terugkerende internationale enquête met vragen over sociaalwetenschappelijke thema’s. Alleen al in de laatste lichting daarvan, uit 2015, zitten 27.000 respondenten. ‘Die gegevens zijn gewoon beschikbaar. Graeber had ze in principe kunnen raadplegen voor zijn boek’, aldus Van Lent. En één van de vragen die al die mensen werd gesteld, is: “Mijn baan is nuttig voor de samenleving.”
‘Dat is natuurlijk altijd open voor verschillende interpretaties’, weet Van Lent ook. ‘Iemand kan denken: “Ja, want ik krijg ervoor betaald, en ik ben onderdeel van de samenleving”. Of: “Ja, want over mijn inkomen betaal ik belasting, en dat geld komt ten goede aan de samenleving.”
In elk geval denkt niet iedereen zo, blijkt uit de cijfers. Fijnproevers kunnen het nalezen in het vaktijdschrift Industrial Relations.
Van de ondervraagden laat 17 procent het antwoord in het midden, en zegt 8 procent ronduit dat hun baan niet bijdraagt aan een betere maatschappij. Die groep is niet gelijkmatig verdeeld onder de beroepen. De publieke sector doet het beter dan de zakenwereld. Van de ondervraagde verpleegkundigen, brandweerlui en politieagenten vind niemand dat hun werk bullshit is. Hoge percentages vind je juist bij fabrieksmedewerkers, mensen in de sales, en PR, en bij ‘artistic, cultural and cooking associate professionals’, wat inderdaad ook wat bullshitterig klinkt.
Van Lent en Dur keken ook hoe erg de ondervraagden dat vonden. Weinig verrassend: mensen die het eigenlijk niet zo belangrijk vinden of hun baan nuttig is, hebben vaker een baan waarvan ze zelf zeggen dat hij bullshit is.
‘Wel opvallend is dat we geen bewijs vinden dat mensen met een onzinbaan financieel gecompenseerd worden voor het feit dat je baan nutteloos is’.
Naar de belangrijkste uitkomst kun je op twee manieren kijken. Enerzijds vindt dus slechts één op de twaalf mensen zijn baan echt stierenpoep, veel minder dan de dertig, veertig procent waar Graeber mee schermt. De andere blik: één op de vier mensen is er niet van overtuigd dat hun werk nut heeft.
Van Lent: ‘Ik vind dat vrij veel, ook al is het nog steeds lager dan wat Graeber in zijn boek schrijft, en al is er dus een gedeelte dat het niet erg vindt. Zelf denk ik dat het te maken heeft met het feit dat werk steeds specialistischer wordt. Werknemers raken daardoor de band met het product kwijt, terwijl ze daar in feite wel aan bijdragen. Mensen die aan de lopende band staan, scoren bijvoorbeeld vrij hoog in die vragenlijst, terwijl ze wel echt iets tastbaars maken. Ze zien niet meer wat ze produceren. Wie administratief werk doet, zorgt ervoor dat iemand anders meer tijd over heeft voor zijn of haar echte werk, bijvoorbeeld onderzoek of onderwijs. Specialisatie leidt ertoe dat nuttig werk niet meer nuttig lijkt.’
Daarin zit een deel van de oplossing voor dit probleem, vermoedt hij.
‘Als het werk wel degelijk nuttig is, kan de werkgever dat laten zien. Neem die man achter de lopende band mee om eens te kijken naar de mooie auto’s waaraan hij heeft meegewerkt. Of zet de kok in een open keuken, zodat hij of zij kan zien wat de mensen met het eten doen. Ik zeg niet dat er geen bullshit jobs bestaan, en dat er soms een teveel aan papierwerk is, sluit ik niet uit. Maar er is echt geen mysterieuze poppenspeler die extra werk schept. Die mensen zijn er voor de rest.’