Er bestaat een aflevering van de strip Calvin and Hobbes, waarin de zesjarige Calvin zich afvraagt wat de rol van mens is. Waarom zijn we toch op aarde? Zijn tijger, Hobbes, weet het wel: mensen zijn tijgervoer.
In werkelijkheid valt dat reuze mee, legt promovendus Babu Ram Lamichhane uit. ‘Mensen en tijgers zijn niet in elkaars gezelschap geëvolueerd, en normaal gesproken vallen tijgers geen mensen aan. Vermoedelijk zijn ze gewoon niet gewend aan prooien die op hun achterbenen lopen. Bij de meeste aanvallen gaat het om mensen die zitten of gebukt aan het werk waren. Ze blijven ook uit de buurt van de plekken waar mensen wonen: daar is herrie, en stank, en daar is het druk.’
Menseneters zijn een beetje de losers van de tijgerwereld, lijkt het. Oude exemplaren, beesten die gewond zijn, tijgers die niet sterk genoeg zijn om een territorium te kunnen verdedigen tegen andere tijgers. Noodgedwongen begeven ze zich in gebieden met mensen en hun makkelijk te vangen vee, en dan raken ze hun angst voor mensen kwijt. Soms ontdekken ze dan wat een ontzettend gemakkelijke prooi ze eigenlijk zijn.
Mensenbloed
‘Er zijn mensen die geloven dat tijgers die eenmaal mensenbloed geproefd hebben, vanaf dat moment de smaak te pakken hebben en dol zijn op mens, maar dat is dus niet zo’, aldus Lamichhane. Hij promoveerde afgelopen dinsdag op zijn onderzoek naar het nationale park Chitwan (‘hart van het woud’) in zijn geboorteland Nepal. Naar Nederlandse begrippen is het een enorm natuurgebied: met bijna duizend vierkante kilometer is het zeventien keer ons Nationaal Park de Hoge Veluwe. Er leven olifanten en neushoorns, tijgers en luipaarden, beren, krokodillen en pythons. Lamichhanes proefschrift draait om de dieren die in conflict komen met mensen. Soms eet een hert wat rijstplanten op, soms gaan luipaarden er met geiten vandoor, en soms gaat het echt helemaal mis.
In een tabelletje vat hij 22 jaar van menselijke verwondingen door dieren uit park samen: 732 keer, waarvan 168 keer fataal. De lippenberen hebben de meeste verwondingen op hun naam (‘Als ik op veldwerk was, was ik bang voor beren, en niet voor tijgers’, vertelt de promovendus), maar de tijgers zijn het dodelijkst, met de neushoorns op nummer twee. Tenminste, dat zijn de officiële cijfers over de bufferzone van het park. Illegale stropers of paddenstoelenplukkers die nooit thuiskwamen na hun expeditie, zijn niet meegeteld.
Stel je voor dat de zeehondjes in de Waddenzee elk jaar 33 mensen het ziekenhuis in beten, waarvan negen dodelijk. Nederland zou waarschijnlijk de hele zee inpolderen tot kweekgebied voor pootaardappelen, en automatische geschutskoepels plaatsen op de stranden van de dan voormalige eilanden. In Nepal gaan de mensen iets meer ontspannen om met de gevaarlijke dieren om hen heen, zegt Lamichhane. ‘Dat is uniek voor de Hindoe-cultuur. Als iets gebeurt, dan was dat het noodlot. Als iemand wordt opgegeten, was dat niet de schuld van de tijger, maar het lot.’
De mensen die in de bufferzone wonen, worden gecompenseerd voor de schade die de beesten uit het park veroorzaken. Wie letsel oploopt bij een aanval, staat vooraan in de rij als er een baan vrij komt. Als er dodelijke slachtoffers vallen, betaalt het park de begrafenis en een schadevergoeding, en voor de achtergebleven kinderen staan er studiebeurzen klaar. De helft van de inkomsten van het park gaan naar zulke compensaties.
Compensatie
Wat ook helpt voor de acceptatie: als een dier slachtoffers eist, wordt er ingegrepen. ‘Er was een olifantsstier die vijftien doden had veroorzaakt. Toen werd er gedemonstreerd tegen het park. Het leger greep in, maar het dier wist te ontsnappen. Ik ben hem later nog wel eens tegengekomen, maar sinds hij geraakt werd door een kogel is ‘ie toch wat banger voor mensen, gelukkig.’
Op tijgers is Nepal zuinig. Die worden waar nodig verdoofd en opgevangen. ‘Als een tijger de dorpen in komt, wordt er ingegrepen. Dat zaait al genoeg terreur.’
Het goede nieuws is dat slechts vijf procent van alle tijgers een probleemtijger wordt, volgens de data die Lamichhane verzamelde. Een toename van het aantal tijgers betekent dus niet per definitie meer overlast voor mensen, en het wegvangen van de menseneters betekent niet per se een probleem voor de tijgerpopulatie.
Het plaatsen van betere hekken rondom het park en omheinde plekken waar vee ’s nachts verblijft, helpt ook. De onderzoeker is dan ook ronduit optimistisch over de toekomst van grote dieren in zijn land: ‘Over twintig jaar zijn er nog steeds tijgers in Nepal. Ietsje meer dan nu, verwacht ik zelfs.’
Wolven
Als de Nepalezen om kunnen gaan met tijgers, luipaarden en neushoorns, dan biedt dat hoop voor de twee wolven op de Veluwe, zou je zeggen. Wat kunnen de Nederlanders leren van Nepal?
‘In de eerste plaats moeten burgers leren om respect te hebben voor het dier en de rol die het vervult in het ecosysteem. Mensen moeten leren over het gedrag van de dieren: dat ze niet op mensen jagen bijvoorbeeld, en leren om trots te zijn op de dieren van hun land. Wat helpt: wolven zijn sowieso een stuk minder gevaarlijk dan tijgers.’