Achtergrond
Op een dag wil ik meer doen
Alle pennen, brillen en blocnotes die schoonmaker Lamin Sow bij de rechtenfaculteit vindt, bewaart hij, om uit te delen in zijn geboorteland Sierra Leone. ‘Sommige mensen moeten huilen.’ In de kelder van het Kamerlingh Onnes staan een stuk of tien schoonmaakkarretjes gestald. Roestvrijstalen constructies met blauwgroene bakken, gevuld met doekjes en schoonmaakmiddelen.  Wie beter kijkt, ziet tussen de flessen schoonmaakmiddel notitieblokjes liggen, een paar goedkope zonnebrillen, en op de bodem tientallen pennen, markers en stiften.
Anoushka Kloosterman
donderdag 4 april 2019

De hier gedachteloos weggegooide spullen krijgen via schoonmaker Lamin Sow (34) een tweede leven in zijn geboorteland Sierra Leone. In vrijwel elk karretje ligt iets.

‘Mijn collega’s weten dat ik pennen nodig heb. Ik heb thuis nog veel meer’, vertelt hij. Hij wijst naar de hoek van de kelder: op een rand staat een grote etui. ‘Als die vol is, stop ik het in een plastic tas en neem het mee naar huis. Dan neem ik het mee als ik naar Afrika ga. Ik mag iets van 23 kilo meenemen in het vliegtuig, maar dat heb ik zelf niet nodig. Vijf shirts, vijf broeken. Dus ik dacht, wat kan ik doen? Daarom stop ik het vol. Ik kan ook niet héél veel meenemen, want ik kan niet extra betalen.’

Zijn buit bestaat voornamelijk uit pennen, notitieblokjes, en soms de stoffen tassen die de universiteit uitdeelt aan nieuwe studenten. Een enkele keer kreeg hij een inhalator.

Huilen

‘Zij gooien het weg, en ik pak het. Soms koop ik paracetamol, en andere medicijnen. Ik heb eens gehoorapparaten gekocht bij de Lidl, voor tien euro. Toen ik op het Lipsius werkte, kreeg ik een keer een stuk of veertig tassen. Van de receptionist kreeg ik een keer een hele stapel pennen, en een bril. Soms laten mensen mensen die liggen in de bibliotheek. Gevonden brillen neem ik mee naar dorpen. Voor oude mensen die niet goed kunnen zien, is dat echt een zegen. Sommigen moeten huilen.’

Negentien jaar geleden kwam Sow naar Nederland. Hij was toen zestien. Sindsdien werkt hij op de universiteit als schoonmaker, en sinds acht jaar op het KOG, waar hij inmiddels een bekend gezicht is. Tijdens het maken van de foto wordt hij aan de lopende band begroet. ‘Dit moet ik morgen aan een hoop mensen uitleggen.’

Sierra Leone heeft ‘het mooiste strand ter wereld’, zegt hij. Het is ook ‘heel, heel arm’, benadrukt hij op verschillende momenten in het gesprek. ‘En als ik zeg arm: denk aan de ebola, en aan de regenval van een paar jaar geleden. Veel mensen gingen dood.’

Burgeroorlog

In 2017 overleden honderden mensen toen de hoofdstad Freetown tijdens het regenseizoen overspoeld werd door modderstromen. De ebola-uitbraak die begon in 2014, eiste bijna 4000 levens. Sow groeide op in Freetown en maakte daar de burgeroorlog mee. Die begon in 1991 en eiste vijftigduizend slachtoffers, tot de VN in 2002 de troepen ontmantelden.

‘Ik kan het niet goed uitleggen’, zegt Sow, ‘maar het was heel erg slecht. Ik heb nooit in de gevangenis gezeten - maar het leven was hard, veel geweld.’ Hij valt even stil. ‘Het is moeilijk om over te praten.’

‘Ik ben een van de lucky ones. Ik ben hier, en ik heb werk. Ik heb drie mooie kinderen. Soms heb ik wel duizend euro in mijn zak. Maar ik kom uit een arm land, en had een zwaar leven. Ik zeg tegen mensen hier, die boos rondlopen: je hebt zoveel geluk! Je bent hier geboren. Be cool.’

Corruptie is het grootste probleem in Sierra Leone, zegt hij. ‘Het land is rijk, maar corrupt. Dat verpest alles. Mensen stoppen geld in eigen zak. Ik ging naar Afrika, gaf de pennen aan een organisatie, en een week later had geen enkel kind er een gekregen. Toen dacht ik: ik doe het zelf wel. Ik stop de spullen in een doos, en ga zelf naar de scholen. Ze zijn er zo blij mee. Je zal het nooit geloven, tot je het met eigen ogen ziet.’

Hij waarschuwt mensen die geld willen doneren. ‘Ik probeer het aan iedereen te vertellen: het is makkelijk om daar te helpen, maar sommige mensen pakken het gewoon voor zichzelf.’

Rijk man

Eén school heeft zijn speciale aandacht. ‘In Freetown, de hoofdstad, heb je privéscholen en publieke scholen. Die publieke scholen zijn arm, dus die zoek ik op. De laatste keer nam ik de spullen mee naar basisscholen buiten de stad, in Waterloo, en Sparrow, en Sussex. Toen ik er aankwam, hadden de meeste kinderen geen plek om te zitten.’

‘Op een dag wil ik meer doen. In Waterloo ga ik altijd naar een school, die is zo arm, daar zitten honderd kinderen in één klas. Er is veel land in Afrika, maar ze hebben geen geld om de scholen groter te maken. Ik maak hier schoon, dus ik heb niet veel, maar als ik meer had, zou ik meer doen.’

‘Ik ben een rijk man! Ik weet niet of je het gelooft. Ik kan geld in mijn zak steken, naar Afrika gaan en in een guest house slapen. Ik ben een geluksvogel. Als ik stop met werken, ga ik terug naar huis, en die arme mensen helpen. Er zitten daar veel NGO’s, daar ga ik dan bij.’

De verzamelde pennen stopt hij aan het eind van het gesprek in een Hoogvliet-tas. In oktober vertrekt hij weer naar Afrika. ‘Tegen de tijd dat het september is, heb ik heel veel verzameld’, verzekert hij. ‘My koffer will be full of rubbish’.