Wetenschap
De echte held van de grondwet
Thorbecke streek met de eer toen in 1848 de nieuwe grondwet werd ingevoerd. Dirk Donker Curtius, die het vuile werk moest opknappen, raakte in de vergetelheid.
donderdag 4 april 2019
‘Donker Curtius was een straatvechter. Dat wheelen en dealen zat echt in zijn aard.’

Door Vincent Bongers ‘Het schijnt te blijken, dat de brieven op het postkantoor van Leiden soms worden geopend’, schreef de Arnhemsche Courant op 14 februari 1839. De directeur van het postkantoor was niet zo blij met deze aantijging en sleepte de krant voor de rechter wegens laster.

De uitgever van de Courant kreeg een forse straf van de rechter. Ook in het hoger beroep bleef die veroordeling staan. Toen kwam de zaak voor de Hoge Raad. Journalist, politicus, en Leidse jurist Dirk Donker Curtius (1792-1864) hield een gloedvol pleidooi van meer dan drie uur in de rechtszaal ter verdediging van de krant. ‘De drukpers is de koningin der aarde’, zei hij. ‘Zij alleen heeft het licht in de duisternis voor allen ontstoken.’ De uitgever werd vrijgesproken.

‘Mensen kwamen van heinde en verre om hem te zien pleiten’, zegt Mathijs van de Waardt (1984), die politicologie en bestuurskunde in Leiden studeerde, en gisteren promoveerde op een biografie van Donker Curtius. ‘Door dit proces en andere vergelijkbare rechtszaken werd hij een landelijk bekende advocaat die het opnam voor de persvrijheid. Hij gebruikte de rechtszaal als politiek podium.’

Donker Curtius was een liberaal. Hij was voorstander van de vrije pers en wilde de macht van de koning inperken door directe verkiezingen in te voeren. ‘Hij was een echte activist die probeerde zoveel mogelijk aandacht te genereren voor de rechtszaak door artikelen in kranten te schrijven, of bevriende journalisten te vragen dat te doen’, legt Van de Waardt uit. 

Scherpe randjes 

De advocaat onderhield ook contacten met figuren aan de zelfkant van de samenleving. ‘Hij had scherpe randjes, was een beetje een straatvechter. Hij was een regelaar in de boven- en onderwereld. Dat wheelen en dealen zat echt in zijn aard. Dat zag je ook in 1848.’

In dat jaar brak in verschillende landen de revolutie uit: burgers wilden meer macht. Ook in Nederland rommelde het: koning Willem II zat trillend van angst op zijn troon. ‘Willem was echt bevreesd. Hij nam dan ook een vlucht naar voren en koos voor een liberale grondwet. Hij wilde een heroïsche generaal zijn die voor de troepen uitliep. Als er een grondwetsherziening moest komen, dan wel van hem en niet van het parlement. De Leidse hoogleraar rechten en liberaal politicus Johan Rudolf Thorbecke had in 1844 al een voorstel gedaan voor een nieuwe grondwet. De koning wees deze toen af.’

In 1848 was dat echter anders. ‘Donker Curtius was de man die op dat moment het meest op de voorgrond trad. Voor die tijd stond hij aan de zijlijn. Als Willem de generaal was, dan was Donker Curtius zijn beste kapitein. Tot maart van dat jaar had Donker nog nooit een publieke functie gehad. Toen werd hij ineens gevraagd voor de grondwetscommissie, waar ook Thorbecke in zat. Die twee lagen elkaar helemaal niet.’

Vernederende minachting

Historicus Jeronimo de Bosch Kemper schreef over de twee tegenpolen: ‘Dirk Donker Curtius gaf meermalen onverbloemd te kennen dat hij Thorbecke ten gevolge van zijn heerschzuchtige karakter in niets vertrouwde; Thorbecke van zijner zijde zag met vernederende minachting op Mr. Dirk neder.’

Desondanks was de commissie verrassend eensgezind als het om de inhoud ging. ‘Thorbecke schreef de nieuwe wet en stapte vervolgens uit beeld. Het was aan Donker Curtius om ervoor te zorgen dat de nieuwe wet werd aangenomen. Dat was een lastige klus: hij moest twee ministers ompraten. En het stuk moest twee keer door de Tweede Kamer en twee keer door de Eerste Kamer.’

Donker Curtius  had een pragmatische aanpak in de omgang met het parlement. ‘Het duidelijkste voorbeeld was de Eerste Kamer. Het plan was dat ook die direct gekozen zou worden. Donker Curtius merkte dat hij dat niet door de Tweede Kamer ging krijgen. Hij gaf een klein beetje toe: de Provinciale Staten kiezen de Senaat.

Heel veel kreeg Donker Curtius er wel door. Thorbecke vond het echter maar niks wat er van zijn grondwet was gemaakt. Als je het de Leidse hoogleraar had laten regelen, dan was het maar de vraag of de wet het had gered. Daarom is Donker wel de man van 1848.’

Daarna werd Thorbecke echter bepalend. ‘Hij was eigenlijk een van de eersten die geestverwanten om zich heen verzamelde en verkozen probeerde te krijgen in het parlement. Deze “Thorbeckianen” maakten het Donker Curtius heel erg moeilijk toen hij minister van Justitie werd.’

Donker in het Torentje

Thorbecke werd de liberale held in de Kamer. Donker Curtius raakte in de vergetelheid. Van de Waardt wil de vergeten politicus weer onder de aandacht brengen. Bijvoorbeeld bij de minister-president, van de liberale VVD.

‘Ik heb een briefje naar premier Rutte gestuurd: “Ik zag dat een portret van Thorbecke in het Torentje hangt. Weet u wie er pas echt belangrijk was in 1848? Dit boek past mooi bij het schilderij. Ik wil het graag aan u overhandigen.” Daar stond de premier wel voor open. Hij is immers Leids historicus, liberaal en liefhebber van biografieën. Vandaag ga ik dan ook naar het Torentje om het eerste exemplaar van de handelseditie aan hem te overhandigen.’

Dienstweigeraar dronk wijn in de cel

Donker Curtius heeft zich in 1811 ingeschreven in Leiden om te promoveren. ‘Het Athenaeum Illustre in Amsterdam waar hij studeerde had geen promotierecht’, zegt Van de Waardt. ‘Er was nog een reden om in dat jaar snel naar Leiden te gaan: in 1812 werden de examens namelijk zwaarder. ‘In de annalen van de universiteit zie je in 1811 een enorme piek in de inschrijvingen: studenten wilden nog snel hun bul halen voordat het strenger werd. Het is waarschijnlijk dat ook Donker Curtius die keuze maakte.’
In 1813 was Nederland bezet door de Fransen. Om de gegoede standen aan het regime van Napoleon te binden, werd de zogeheten Garde d’Honneur opgericht. Donker Curtius werd opgeroepen, maar weigerde dienst te nemen in het leger van de bezetter. Hij werd opgepakt en vastgezet in de Haagse Gevangenpoort. Eenmaal in de cel vroeg hij zijn broer om ‘wat fijn linnengoed’, een ‘witte broek’ en ‘een jas.’ Ook bestelde hij een fles wijn. Na twee weken werd Donker met andere weigeraars naar Metz gestuurd. Eenmaal daar kwam er van dienen in het leger niets meer terecht.
In 1813 werd Napoleon bij Leipzig verslagen en dat was teken voor de gardisten om te proberen hun weg naar huis terug te vinden. Verkleed als knecht wist Donker per koets aan de Fransen te ontglippen en naar Nederland te vluchten.
Ook tijdens de Belgische opstand in 1830 liet Donker Curtius van zich horen. Hij was in Brussel toen de sluimerende onvrede van de Belgen omsloeg in verzet. Donker Curtius spoedde zich per koets naar paleis Noordeinde om daar koning Willem I te overtuigen concessies te doen aan de Belgen. In ‘bestoven reispak’ kwam hij aan bij Willem. Het kostte enige moeite om de koning te spreken, maar het lukte uiteindelijk. ‘Sire, België is voor u verloren’, zei Donker Curtius. De koning was echter niet erg onder de indruk van het betoog van de advocaat en sloeg de waarschuwing in de wind.

Mathijs van de Waardt

Uitgeverij Vantilt, 424 pgs, € 29,50