Columns & opinie
Column: Computertempel in Tokio
donderdag 11 oktober 2018

Een paar jaar geleden woonde ik in Tokio. Nu ben ik terug, voor een conferentie. Ik dacht dat ik mijn weerzien met de stad leuk zou vinden. Maar eenmaal hier viel dat tegen. Japan is fantastisch. Maar zeker als je er woont, kan het ook heel alienating zijn. En vooral dat gevoel bekroop me toen ik mijn collega’s een tour door de stad gaf.

Mijn woonplaats was het stadsdeel Kanda. Zeker die eerste maand, toen ik nog geen vrienden had gemaakt, bestonden mijn avonden uit een van twee activiteiten. Ofwel ik ging willekeurig naar een van de vele kroegen genesteld onder het spoor van Kanda, waar ik steevast een halve fles sake in handen kreeg gedrukt van dronken salary men. Ofwel ik liep onder het spoor door naar een klein voetgangersbruggetje over de rivier de Kanda bij de Yanagimori Tempel. Tien minuten later stond ik in de fantastische wervelstorm van Japansheid die Akihabara is.

Voor wie niet bekend is met het fenomeen: Japan kent een enorme subcultuur van otaku, de obsessieve manga-geeks. Waar je in Nederland genoeg nerds hebt om hier en daar een winkeltje te onderhouden, is de otaku-dichtheid in Tokio zo hoog dat er met een Akihabara hele wijk voor bestaat.

Het overweldigende geluid en licht uit de arcade- en Pachinkohallen is nauwelijks te beschrijven. Evenals de aanblik van het schier oneindige aantal automaten met otaku-objecten in plastic balletjes, tot vijf verdieping hoge torens met niets dan automaten aan toe.

Je koopt met die balletjes vooral plastic figuurtjes. Maar ook exotischere zaken. In de kelder van een seksshop staat bijvoorbeeld een automaat waar je een balletje met een gebruikt tienermeisjesslipje kan kopen. Voor zeven euro het perfecte cadeau voor een nietsvermoedende vriend terug in Nederland.

Ook leuk: de extreem specifieke winkeltjes. Op een van mijn dwaaltochten vond ik, op de twaalfde verdieping van een betonnen toren zonder ramen, een winkeltje met een enorme tafel met bakjes. Deze waren tot de rand gevuld met, in alle vormen en maten en materialen, oogballen. Ik heb dat winkeltje nooit meer teruggevonden.

Maar na een tijdje zie je vooral de onmenselijke kant van Akihabara. De wezenloze blikken van de tieners achter de arcademachines. Het extreme seksisme dat je op elke straathoek tegemoet schreeuwt. Zelfs de automaten zijn een stuk minder leuk bezien als een manier om zo veel mogelijk menselijke interactie te vermijden.

Nu is Akiba ook voor Japanse standaarden vrij extreem. Maar toch. Terwijl mijn collega’s zich vergaapten aan alle rariteiten voelde ik me vooral enorm ver verwijderd van het Japan waar ik mij ooit helemaal thuisvoelde.

Toen vonden we Tsukumo-eX, een matzwart gebouw zonder ramen en gifgroene belettering. Ik heb daar bijna een uur doorheen gedwaald. Er staat een muur aan doorzichtige computerkasten met koelingsventilatoren en ledlampjes in alle kleuren van de regenboog. Moederborden met fantastische namen als ‘Asus X470 Crosshair VII Hero’ of ‘MSI Z390 GODLIKE’, worden op kleine altaartjes in glazen kistjes tentoongesteld. Daaronder teksten als ‘overwhelming 18 phases VRM and brand-new infinity design, symbolizes the unlimited performance and power’. Geheugensticks, harde schijven, rijen met muizen, keyboards en ambachtelijk geproduceerde muismatten.

Vroeger, voordat ik iPhones en iPads en Macbooks kocht, bouwde ik nog mijn eigen computers, flashte ik de BIOS van mijn videokaarten en installeerde ik custom drivers om de latencies van mijn geheugen net dat beetje te optimaliseren.

Winkels als Tsukumo-eX bestonden ooit ook in Nederland. Ze zijn onderhand allemaal weggeconcurreerd door online winkels. Ik was ze vergeten. Daar, in die zes verdiepingen verticale tempel voor computercomponenten, voelde ik me eindelijk weer een beetje thuis.

Benjamin Sprecher is universitair docent bij het Centrum voor Milieuwetenschappen in Leiden