Achtergrond
Motiveer je antwoord
donderdag 16 augustus 2018

Samenstellers: Vincent Bongers en Anoushka Kloosterman

1. Hoe worden de ruim 900 tentamens voor eerstejaars rechten vervoerd?

A.) Door de universitaire koeriersdienst

B.) Met de taxi, in boodschappentassen

C.) Niet, ze worden op de tentamenlocatie uitgeprint

‘We vervoeren de tentamens met de taxi’, zegt hoogleraar rechtsgeschiedenis Egbert Koops. ‘Om nou met de eigen auto tentamenvervoer te gaan doen, is ook weer zo wat. Ik zit niet zelf met de boodschappentassen in de taxi. Mijn secretaresse bestelt er een, laadt de tentamens in, en levert ze af. Het kost wat geld, maar het zijn belangrijke dingen; ze mogen niet wegraken. Taxi heen en terug naar het Gorlaeus; als dat je overhead is, vind ik het de moeite waard.’

2. Bij massatentamens van grote studies als rechten en psychologie worden noodgedwongen meerkeuzetentamens ingezet om de nakijklast te verminderen. Beschrijf hoe ze worden nagekeken.

Antwoord (goed voor 1 punt): Het wordt gecodeerd door de studenten op schrapkaarten. Die worden vervolgens samen met het tentamen ingeleverd bij het bij het Onderwijs Service Center, en dan naar het universitaire onderzoekscentrum ICLON getransporteerd. Daar worden ze door een scanner gehaald.

Toelichting: ‘De studenten moeten per vraag met A, B, C, of D antwoorden, of bolletjes zwart maken. Dat levert een soort zigzagpatroon op’, aldus Kees Verduin, statistiekdocent bij psychologie. ‘Per vraag krijg je de antwoordverdelingen terug, en daarna de verdeling van hoe het tentamen gemaakt is. Op basis van de normering krijgen we cijfers, en die copy-pasten we naar het OSC.’ De tentamens statistiek tellen veertig meerkeuzevragen. Bij rechten bestaan ze uit dertig meerkeuzevragen en één open vraag.

Koops: ‘De nakijklast is fenomenaal hoog. Gelukkig is de facultaire afspraak dat we in het eerste jaar multiple choice tentamineren, en een open vraag die voor twintig procent meetelt. Het is de enige manier waarop het voor ons te doen is.’ 

3. De kunst van het tentamenmaken is…

A.) Het verzinnen van foute antwoorden voor meerkeuzevragen

B.) Het verzinnen van goede antwoorden voor meerkeuzevragen

C.) Allebei tegelijk

Verduin: ‘Multiple choice betekent niet dat er niet gerekend hoeft te worden. Er zijn drie alternatieven die ook zouden kunnen, als je een bepaalde denkfout maakt.’

Koops: ‘In een meerkeuzetoets is het de kunst om drie goede alternatieven naast het juiste antwoord te bedenken. Ik probeer dat met een ijzeren precisie te doen. Ik leg er eer in dat er vier plausibele antwoorden bij iedere vraag staan: geen flauwekul-antwoorden. Als dat niet lukt, dan schrap ik de vraag.’

Verduin: ‘Voor theorievragen heb je een handicap: het goede antwoord is vaak het langste antwoord, omdat het exact moet kloppen. Daar moet je voor corrigeren. Met antwoorden die nog steeds zinnig klinken, maar die minimaal dezelfde lengte hebben als het goede alternatief.’

4. Op welke manier is het maken van tentamens in de loop der jaren veranderd? Benoem én beschrijf twee ontwikkelingen.

Ontwikkeling 1: De regels zijn enorm toegenomen

Marco Roos, universitair docent biologie: ‘Na de hbo-fraude heeft de universiteit de richtlijnen aangescherpt. Er moet altijd een tweede lezer van een tentamen zijn. Tegenwoordig moet je duidelijk aangeven wat de zwaarte van elke vraag is. Twintig jaar geleden liet je dat wat meer afhangen van de uitkomsten. Je hebt een officieel colofon op het voorblad van het tentamen. Wie heeft het opgesteld, welke punten staan er voor een vraag? Hoeveel vragen zijn er? Is er een second opinion geweest? Alles ligt veel meer vast. Anderen moeten kunnen achterhalen hoe een tentamen in elkaar is gezet.’

Ontwikkeling 2: De voorkennis van studenten is veranderd

Verduin (psychologie): ‘Bij formuleringen die ik een aantal jaren geleden gewoon kon gebruiken, vragen studenten nu: “Wat betekent dat?”’ Roos: ‘Bij de opdracht “Teken een peul en benoem de belangrijkste onderdelen”, hebben sommige biologiestudenten geen flauw benul. Ze vullen niets in of tekenen de gekste dingen, zoals een dennenkegel. Die hebben kennelijk nooit boontjes gedopt.’

Otto Boele, hoofddocent bij Ruslandkunde: ‘Je merkt dat studenten nu op de universiteit arriveren met andere voorkennis. Als je Russisch wilt leren, is het handig vertrouwd te zijn met naamvallen. Maar bij heel veel studenten is het niet meer vanzelfsprekend dat ze Duits hebben gehad. Daar moet je rekening mee houden.’

Adriaan van Veldhuizen, universitair docent geschiedenis: ‘Kennis is een synthese: een combinatie van verschillende informatie. Die synthese vindt minder vaak plaats bij studenten tegenwoordig, en dat is link. Maar er zijn ook dingen die studenten beter kunnen dan vroeger. Studeren bijvoorbeeld. Ze zeggen: “Ik ga vandaag de hele dag in de UB zitten.” En dat doen ze dan ook. Er zit ook meer druk achter. Je komt meer mensen tegen die hard werken voor hun studie.’

5. Stelling: tentamens zijn nu makkelijker dan vroeger.

A.) Waar

B.) Niet waar

C.) Geen van bovenstaande antwoorden

‘Op de middelbare school is steeds meer sprake van teaching to the test’, zegt Henk Hoekstra, hoogleraar observationele kosmologie. ‘Scholieren oefenen en oefenen maar examens. Dat moeten we stap voor stap ongedaan maken. Je moet onafhankelijk leren denken. De stof lezen en begrijpen. Studenten willen ook tentamens met de antwoorden om te oefenen. Dat doe ik niet. Want als ik de antwoorden geef, leren ze die. Dat is een effectieve manier om een tentamen te halen, maar in latere jaren stuit je op problemen, omdat je de stof niet echt beheerst.’

6. Als de docent het handschrift niet kan lezen, is de student daarvoor verantwoordelijk.

A.) Waar

B.) Niet waar

Antwoord (goed voor 1 punt): A

Toelichting: ‘Bij het nakijken zit je soms echt: wat heeft deze persoon hier nou opgeschreven?’, zegt Henk Hoekstra. ‘Bij berekeningen valt het nog mee, maar sommige handschriften zijn lastig te lezen. Het kost gewoon tijd om te ontcijferen.’

‘Je moet handschriftdeskundige en puzzeloplosser zijn’, zegt bioloog Marco Roos. ‘Toen we nog veel open vragen hadden, zat je soms met z’n tweeën te puzzelen.

Wat zou hier bedoeld worden? We proberen zo goed mogelijk te interpreteren wat er staat. Als dat echt onmogelijk is, dan is dat natuurlijk de verantwoordelijkheid van de student. Bij het nabespreken mag de student zelf voorlezen wat hij heeft opgeschreven. Dan kunnen we alsnog bekijken of er iets wordt aangepast.’

7. Sommige vakken bieden extra ondersteuning aan voor studenten. Wat voor effect heeft dit op de studieresultaten?

Verduin: ‘Hoe meer je je best doet om het voor studenten toegankelijk te maken, hoe minder een deel van hen de noodzaak ziet om er zelf wat aan te doen. Docenten steken ontzettend veel extra werk in hun vak, maar het slagingspercentage blijft gewoon hetzelfde. Dan denk je: waar doe ik het voor? Hoe meer je aanbiedt ter ondersteuning, hoe meer ze kennelijk denken: het is dus moeilijk en het ligt niet aan mij als ik het niet begrijp.

Bij één vak zeggen we: dit onderwerp zit wél in het tentamen, maar we behandelen het niet in het college. En elk jaar gaat dat dus dramatisch slecht. Dat is één pagina uit het boek.’

8. Wat is een ‘stippelaar’?

Antwoord (goed voor 2 punten): Bij rechten is de verleiding heel groot om stiekem aantekeningen te maken in wetbundels die je bij het tentamen mag gebruiken, zegt Koops. ‘De domste soort fraudeurs zijn de zogeheten “stippelaars”. Die zetten bij afzonderlijke letters stippen of iets anders. Als je die letters dan achter elkaar zet, komt er bijvoorbeeld de naam van een arrest uit.

‘Voor een jurist in de dop vind ik dat treurig. Dat je zo ijverig thuis aan het stippelen bent, betekent dat je een schuldige geest hebt. Je weet dat het niet mag en hebt echt moeite gedaan om het te verhullen. Als ik zo’n student betrap, dan heb ik heel weinig medelijden.’

‘Als we echt zien dat er wordt gefraudeerd sturen we iemand weg’, zegt historicus Van Veldhuizen. ‘Dat gebeurt een keer in de twee jaar. Ik heb ooit meegemaakt dat iemand die terugkwam van de wc haar shirt rechttrok en er van alle kanten briefjes op de grond vielen.’

Koops: ‘Bij mijn vakken mogen ze geen wetboeken gebruiken, dus daar speelt dat niet. Maar ik ben docent goederenrecht geweest in Groningen, en toen pikte ik er per tentamen twee à drie fraudeurs uit. Jongens, denk ik dan. Als je huilend moet worden afgevoerd naar de uitgang, dat is toch een enorme walk of shameDon’t be that guy!’

(Dit is een voor de El Cid-Mare ingekorte versie van twee artikelen die eerder verschenen, namelijk hier en hier.)