Achtergrond
Eindelijk even zonder studenten
Wat nou vakantie? Veel wetenschappers gebruiken de zomer juist om eindelijk het archief in duiken of de laatste hand te leggen aan een artikel of boek. Maar die kostbare onderzoekstijd wordt steeds schaarser.
donderdag 21 juni 2018

Onderzoek doen deze zomer, dat zou leuk zijn!’ Maar, treurt universitair hoofddocent wiskunde Floske Spieksma: ‘No way dat ik daar tijd voor heb. Het koude zweet breekt het me al uit als ik me bedenk wat ik allemaal nog moet doen: nakijken, de hertentamens afmaken, een promovenda door haar proefschrift helpen. Ik ben met mijn vak (mathematische besliskunde, red.) maar een eenmansgroep en moet ongeveer alles zelf doen. Ik doe het met veel enthousiasme, maar acht masterscripties begeleiden, is best wel veel. Daar ga je eigenlijk een beetje dood aan.’

Veel wetenschappers gebruiken de periode in juli en augustus wel voor onderzoek. En dat is broodnodig, zo blijkt. ‘Ik kom in de zomermaanden pas echt aan schrijfwerk toe,’ zegt hoogleraar arbeidsrecht Barend Barentsen. Maar om dat voor elkaar te krijgen zijn goede afspraken met studenten noodzakelijk. ‘Het nakijken van tentamens en hertentamens is niet zozeer het knelpunt. Bij rechten vallen die - op een paar paniekmondelingen na - niet echt in de zomermaanden. Maar studenten komen nu pas op stoom met hun afstudeerscriptie: als je dan niet oppast, zit je de hele zomer scripties te begeleiden. Dan kom je of niet toe aan vakantie, of onderzoek.’

Vroeger, geeft Barentsen toe, ‘zat ik soms vanaf een camping in Frankrijk met een student te sms’en over een scriptie’. Dat is nu anders: ‘We hebben besloten dat we niet begeleiden in de zomermaanden. Tegen de studenten zeggen we dat het geen zin heeft om ons vanaf 15 juli te mailen. Half augustus staan we weer voor ze klaar. We willen niet alles op alles zetten om een student in augustus te laten afstuderen, als er pas halverwege juli een concept van een scriptie ligt.’

Hapsnap

Ook universitair docent geschiedenis Patrick Dassen koestert de zomermaanden. ‘De rest van het jaar is het toch hapsnap: af en toe kom je toe aan een artikel, of is er een dag dat je een boek kunt lezen. Ik geef veel onderwijs, heb de nodige bestuurlijke taken en zie hoe mijn mailbox vol blijft druppelen.’ Momenteel is hij (her)tentamens aan het nakijken. ‘Verder was deze week de deadline voor de bachelorscripties. Die wil ik zo snel mogelijk lezen en beoordelen, want ik ga eind juni op vakantie. Als ik half juli terugkom, heb ik een week of zes om onderzoek te doen. Het is belangrijk dat je echt de tijd neemt om goed na te denken en tot vernieuwende inzichten te komen. Dat kan alleen maar als je echt niets anders aan je hoofd hebt.’

‘Ik vind al die studenten heel gezellig’, zegt universitair docent politicologie Tom Louwerse. ‘Maar het is wel lekker dat er ook periodes zijn zónder, zodat je ongestoord kunt werken. Bij politieke wetenschap hebben we de scriptiebegeleiding zo georganiseerd dat vrijwel alles eind juni klaar is. Heel prettig, want dan gaat het niet je zomer domineren en heb je de nodige tijd om onderzoek te doen.’

Ook Marloes Petrus, postdoc microbiologie, profiteert van die rust. ‘Ik begeleid van januari tot juni bachelor- en masterstudenten bij hun stage in de laboratoria. Voor mijn eigen onderzoek moet ik vaak wachten om bepaalde apparatuur te gebruiken. Nu lopen die stages op hun eind, en kan ik meteen een centrifuge pakken als ik die nodig heb. Ik ben eigenlijk de hele zomer in het lab bezig.’

Louwerse gaat wel op vakantie in de zomer. ‘Dat is belangrijk. We vergeten hier wel eens dat er stelselmatig wordt overgewerkt. Ik heb het idee dat lang niet iedereen bij ons al zijn vakantiedagen opneemt.’

Lang niet alle docenten kunnen zes weken onderzoek doen. ‘Bij psychologie hebben we blokonderwijs’, aldus universitair hoofddocent Véronique De Gucht. ‘Ik heb een beetje het ongeluk dat ik twee vakken geef én coördineer in het laatste blok. Dat betekent: deze week nog tentamens, de eerste week van juli hertentamens, die nog nakijken, waarna half juli nog inzage volgt. Vanaf 15 augustus beginnen veel van mijn bestuurlijke werkzaamheden alweer. Je wilt ook nog op vakantie, en dus blijft er nauwelijks tijd over voor onderzoek. Het wordt steeds lastiger om in de zomer extra te lezen en na te denken over nieuwe stappen in je onderzoekslijn. Daar reserveer ik de vakantie voor, maar ook dit schiet er voor een deel bij in.’

Spieksma wordt ‘gallisch van al de bureaucratische handelingen’ die ze moet verrichten. ‘Daar raak je dan net van over de rooie.’

Roofbouw

De Gucht: ‘We stoppen veel meer tijd in alle regeldruk. De administratie neemt steeds verder toe, de antwoordmodellen voor tentamens moeten steeds uitgebreider. Daarbovenop komen de tentameninzages en de nabesprekingen. Vakken worden geëvalueerd door de studenten en als coördinator moet je vervolgens reflecteren op deze evaluaties. Het gaat maar door en slokt steeds meer tijd op. Je komt met je uren niet meer uit. En als je niet uitkomt, dan ga je roofbouw plegen op je onderzoek. Of op je vrije tijd. Of op allebei.’

Zo ontstaan verschillende groepen medewerkers. ‘Er zijn onderzoekers die grote subsidies hebben binnengehaald en zeer weinig onderwijs geven. Er zijn docenten die vrijwel alleen onderwijs geven. En de groep medewerkers die onderwijs, onderzoek en bestuur combineert, staat het meeste onder druk.’ 

De werkdruk komt ook vaak aan bod in de universiteitsraad, waarin De Gucht zetelt als lid van de partij FNV Overheid. Ook in de gisteren gepubliceerde Personeelsmonitor blijkt het een belangrijke klacht onder medewerkers te zijn.

‘Ik vind dat hogerop in de organisatie dit punt onvoldoende erkend wordt’, vervolgt De Gucht. ‘Onderwijsluwe periodes verdwijnen steeds meer. Sterker nog, die zijn er nauwelijks nog. Je moet het onderzoek steeds meer in kleine stukjes doen. Maar als je onafgebroken met iets bezig kunt zijn, is dat veel beter is voor de creativiteit.’

Personeelsmonitor bevestigt: hoge werkdruk

De klagende docenten staan niet alleen. De werkdruk aan de Universiteit Leiden is hoog, blijkt uit de Personeelsmonitor 2018.

Door Bart Braun De Personeelsmonitor is een groot onderzoek dat de universiteit elke paar jaar laat uitvoeren. Die van dit jaar is net uit: 2821 medewerkers deden mee, van prof en promovendus tot portier. De verdeling tussen wetenschappelijk en ondersteunend personeel is vrijwel 50-50.

Het goede nieuws: gemiddeld zijn we tevreden, betrokken bij de universiteit, trots op ons werk, en blij met de mate van zelfstandigheid in ons werk. De arbeidsomstandigheden en de samenwerking met collega’s worden als positieve punten benoemd. Verbeterpunten zijn de werkplekken en de ICT.

Het slechte nieuws: het kopje ‘werkdruk’ trekt lagere cijfers. Het wetenschappelijk personeel geeft hun werkdruk-situatie gemiddeld een 5; docenten en hoogleraren nog ietsje lager. Met name bij Geesteswetenschappen, FGGA en Archeologie wordt veel druk ervaren. Van de mensen die zeggen tijd te kort te komen, geeft meer dan 90 procent aan dat ze vooral te weinig tijd hebben voor onderzoek. Onderwijs (35 procent) staat op de tweede plek.

De stelling ‘Ik kan mijn werk uitvoeren binnen mijn contracturen’ mocht op juistheid beoordeeld worden met een cijfer tussen 1 en 10. Medewerkers van het onderwijsinstituut ICLON gaven hiervoor een 4,8 - het hoogste cijfer. Geesteswetenschappen gaf gemiddeld een 3,4.

Aan de andere kant: op de vraag of men het emotioneel en fysiek allemaal nog aan kan, wordt wel weer positief geantwoord. De universiteit wil er desondanks mee aan de slag. ‘Dit thema vraagt universiteitsbreeds aandacht. Daarnaast zijn er aandachtspunten voor specifieke organisatieonderdelen’, meldde zij bij het verschijnen van het onderzoek.

Ook de sociale veiligheid kan beter: 15 procent van de ondervraagden had in het voorgaande jaar te maken gehad met ongewenst gedrag – en meer dan de helft van die groep heeft dat vervolgens nergens anders gemeld dan in deze monitor. Dat gaat vooral over roddelen en uitsluiting, maar ook verbaal geweld (128 keer) en ongewenste intimiteiten (16 keer). De boosdoeners zijn meestal collega’s of leidinggevenden.

61 van de ondervraagden gaven aan het afgelopen jaar getuige te zijn geweest van schendingen van de wetenschappelijke integriteit. Ook die lijken niet altijd gemeld te worden: bij het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit kwamen dit jaar veertien meldingen uit Leiden binnen.

De medewerkers van de faculteit Archeologie zitten het minst lekker op hun plek, vermoedelijk mede dankzij de grote onderwijsvernieuwingen van de afgelopen tijd. De archeologen vinden niet alleen de werkdruk te hoog, ze waarderen de werksfeer als ook onvoldoende, en hun direct leidinggevenden eveneens. Ze vinden daarnaast dat ze slecht op de hoogte worden gehouden van bestuurs- en beheerszaken.