Achtergrond
Bidden als Simba mag ook
Wat kun je als weldenkende 21e-eeuwer nog leren van de Bijbel? Alain Verheij probeert die vraag te beantwoorden in het boek God en ik. Zonder te willen bekeren. ‘Twijfel is een gezond besef van bescheidenheid.’
Daniëlle Tuk
donderdag 7 juni 2018
Alain Verheij: ‘Ook als je nergens in gelooft, is het gezond om daaraan te twijfelen.’ © Taco van der Eb

‘Ik vind het niet zo belangrijk of het geloof waar is’, zegt Alain Verheij (29). ‘Daarom heb ik geen bekeringsijver. Voor mij werkt het, ik houd ervan, en dat wil ik vertellen. Wat een ander ermee doet, daar laat ik diegene vrij in. Ik wil ook niet dat mensen mij proberen te bekeren tot hun religie, maar ik wil wel weten wat het voor hen betekent.’

Verheij, buitenpromovendus aan de Universiteit Leiden en ‘half-seculier theoloog’, schreef het boek God en ik. ‘Een best of van de Bijbel voor lezers die er niet zo veel van weten.’ De belangrijkste les, vindt hij: hoopvol en bewust leven door rituelen en verhalen. Dat vervlecht hij met zijn eigen levensverhaal op zoek naar overeenkomsten.

‘Toen ik net gescheiden was, woonde ik weer in mijn tienerkamer bij mijn ouders, en ging het niet goed met me: ik was mijn huis, mijn vrouw, mijn honden en mijn perspectief kwijt. Toen hing ik een kunstwerk boven mijn bed met het verhaal van Jozef. Jozef is een jonge golden boy die in de put belandt en dan zijn weg terug moet vinden het leven weer in. Elke dag als ik ging slapen – somber, want ik lag op een plek waar ik helemaal niet wilde wonen en ik was verdrietig en alleen – was dat schilderij het laatste wat ik zag. Als ik ’s ochtends tegen de dag opzag en het licht aandeed, was het schilderij het eerste wat ik zag.

‘Zo confronteerde ik mezelf met een symbool van hoop: er zijn mensen die dieper in de put hebben gezeten en die er toch kleurrijk weer uit kwamen. Dat kwam wel binnen.’

De sabbatsrust, één dag in de week helemaal niet met je werk bezig zijn, vindt Verheij ook een nuttige les tegen de huidige drukte en bijbehorende stress.

‘Ik zie echt heel veel leeftijdsgenoten in een burn-out raken. Ineens vliegen ze er maanden uit. Dan gaat er iets niet helemaal goed in je cultuur. Ik vind het begrijpelijk om niet strak een zondag of zaterdag vrij te houden, maar de verplichte vakantie die in die Bijbelse wetten wordt ingesteld, is een sociale wet die een stok zet in het doordraaiende wiel van de economie die alsmaar meer moet produceren. Het volk Israël werd verplicht om een heel jaar lang het veld niet te bewerken. Dat is een oefening in vertrouwen op de natuur en God en een oefening in rust nemen, beseffen dat je meer bent dan je werk. Ik zie de sabbatsrust dus niet als een betuttelend regeltje dat nergens op slaat, maar als een heel goede psychologische en sociale wet.’

Een kerkelijk ritueel dat Verheij aanraadt is de biecht. ‘De schuld en het openbare oordeel hebben we nog, bijvoorbeeld op Twitter. Ik ga daar als Twittertheoloog wekelijks over de schreef in die zin dat ik te hard op iemand hak, te persoonlijk iemand aanval, en mijn scherpe tweetje voorrang geef boven geduld hebben met iemand met wie ik het niet eens ben. Dat is één van mijn karakterdefecten; daar kan ik soms spijt van hebben. Dan verwijder ik de tweet of neem ik me ’s ochtends voor: vandaag niet. Ik spreek elke dag namelijk hardop uit waar ik spijt van heb, waar ik me voor schaam, wat beter moet, en dat neem ik me voor om anders te doen.’

Simba

Zo kun je volgens hem ook bidden: je goede voornemens hardop uitspreken, de dingen waar je spijt van hebt en de mensen met wie je je verbonden voelt. Tegen wie, mag je zelf weten. ‘In de Leeuwenkoning zie je Simba met zijn vader praten; zo kun je het doen, of je praat gewoon tegen jezelf.’

De belangrijkste lessen uit de Bijbel vindt Verheij die tegen maakbaarheid en voor afhankelijkheid, verbondenheid en vertrouwen. ‘Dat zijn waarden die in een individualistische maatschappij misschien vergeten worden.’ Ook het perspectief kiezen van de underdog vindt hij belangrijk: ‘De Bijbel vertelt vaak verhalen vanuit het oogpunt van de loser. Dan word je je bewust van de machtsverhoudingen en je voorkomt dat je bepaalde verschopte groepen vergeet.’

‘Ik heb een kerkelijke zwerftocht gemaakt’, vertelt Verheij over zijn eigen geloof. ‘Ik ben als kind van kerkelijke ouders opgegroeid. In mijn eerste dertig jaar heb ik zeker drie kerkgenootschappen vanbinnen gezien als lid en nog veel meer als bezoeker. Dat heeft mijn geloof heel erg verrijkt. Tegelijk zit er altijd een element van twijfel in mijn geloofsleven: ik twijfel dagelijks. Ik zeg altijd: ik sta op twee benen; het ene been is heel christelijk en het andere been is heel ontkerkelijkt. Het hoort bij het mens-zijn om te twijfelen. Ook als je nergens in gelooft, is het gezond om daaraan te twijfelen. Het lijkt me een gezond besef van je eigen bescheidenheid.’

Al is hardop aarzelen niet altijd even handig, merkt hij. ‘Door mijn twijfel vinden sommige vrienden mij te vroom en anderen niet vroom genoeg.’

Dat maakt de receptie van zijn boek ook spannend. ‘Ik denk dat de gelovige en de niet religieuze achterban het in gelijke mate waarderen, omdat ik bij beide groepen hoor.’

Waarom is hij zelf toch blijven geloven? ‘Onder andere mijn liefde voor de Bijbelverhalen, omdat ik merk dat de rituelen zoals het gebed of de kerkdienst mijn leven mooier maken en verrijken. Er was een oude rabbi die op zijn sterfbed tegen zijn zoon zei: "Je moet de traditie die ik aan je heb overgeleverd nooit laten vallen, maar als je hem laat vallen, doe het dan voor een mooiere traditie." Ik heb nooit een mooiere traditie gevonden die beter werkte voor mij, dus houd ik liever hieraan vast.’

Alain Verheij, God en ik – Wat je als weldenkende 21e-eeuwer kunt leren van de Bijbel. Atlas Contact, 206 blz. €18,99.

Het broertje van het Hebreeuws

Alain Verheij is spreker en schrijver van theologische artikelen, columns en blogs. Na zijn bachelor theologie in Amersfoort deed hij de researchmaster Hebrew Bible Studies in Leiden. Momenteel is hij aan de Universiteit Leiden verbonden als buitenpromovendus met een onderzoek naar de epische dramatiek in de Ugaritische grammatica.

'Het Ugaritisch is het oude broertje van het Hebreeuws. Daarin heb je ook verhalen. Ik doe onderzoek naar die taal om de verhalen beter te begrijpen: de spanning die in de werkwoordsvormen en de grammatica ligt, en om het Hebreeuws beter te begrijpen doordat het familie van elkaar is. Het is vertelkunst uit de dertiende eeuw voor Christus. Toen vertelden mensen elkaar al spannende verhalen en hadden ze nog geen films, special effects, muziek, zelfs geen leestekens. Alle spanning en gelaagdheid moest in de taal zitten. Ik bestudeer hoe ze die vertelkunst perfectioneerden door de taal goed in te zetten. Het onderzoek ligt vanwege mijn boek even stil, maar het is nog wel een oude liefde van me. Het is nog steeds mijn ambitie om te promoveren.’