Nieuws
Acht miljoen extra naar onderwijs en onderzoek
Acht miljoen euro die in de universitaire reserve zou zijn terechtgekomen, mag nu worden uitgegeven aan onderwijs en onderzoek.
donderdag 31 mei 2018

Dat heeft het college van bestuur besloten. ‘We hadden negatief begroot voor 2017’, vertelde vice-collegevoorzitter Martijn Ridderbos tijdens de universiteitsraadsvergadering waar het financiële beleid voor de komende jaren werd besproken. ‘De verwachting was dat de universiteit op een min van 3,9 miljoen euro uit zouden komen. Het werd echter een plus van 4,7 miljoen euro.’ Een verschil van 8,6 miljoen op een totale begroting van meer dan een half miljard euro.

Ridderbos: ‘Er zit meestal een verschil tussen begroting en realisatie. Dat is normaal in de financiële wereld. Alleen als er grote verschillen zijn, dan is dat vervelend. We zijn een publieke organisatie en we geven geld uit voor de publieke zaak. Alles wat we niet uitgeven, gaat ten koste van investeringen in onderwijs en onderzoek.

‘Met dit positieve resultaat verhogen we ons eigen vermogen en dat is niet nodig. Onze reservepositie is op dit moment al voldoende. We hebben dan ook als college gezegd: we geven het geld terug aan de organisatie en stoppen het niet in de grote pot waar we niets mee doen.

Vier miljoen gaat naar het stimuleren van onderzoek. ‘Het is de bedoeling dat met name onderzoek dat wat lastiger is te financieren met beurzen met dit geld wordt gestimuleerd. De andere vier miljoen gaat voornamelijk worden ingezet om de werkdruk in het onderwijs aan te pakken’, legde Ridderbos uit.

‘Ik ben blij om te horen dat deze overschotten terugstromen naar de organisatie’, zei Joost Augusteijn van personeelspartij FNV Overheid. ‘Is het de bedoeling dat dit beleid voor meerdere jaren gaat gelden? Of is dit eenmalig?’

Ridderbos: ‘Als het aan mij ligt, wordt dit een doorgaande lijn. Maar we zijn ook afhankelijk van eisen die van buitenaf komen betreffende de solvabiliteit (de verhouding van het eigen vermogen ten opzichte van het totale vermogen de universiteit, red.). We hebben niet als college besloten dat we dit eenmalig doen. We gaan elk jaar bekijken of de ruimte er is. Dat hangt af van de eisen die aan ons worden gesteld door het ministerie van Onderwijs.’

‘Hoe worden die miljoenen verdeeld?’ vroeg Alderik Oosthoek van studentenpartij ONS.

‘We gaan met de decanen overleggen hoe het onderzoeksgeld het beste besteed kan worden. Het geld voor de werkdrukverlaging wordt opgenomen in de facultaire begrotingen. Dat geld komt uit de reserves van de faculteiten. Dat geld moet natuurlijk wel voldoende aanwezig zijn. Dat is het geval bij voor alle faculteiten behalve bij Archeologie. Het geld voor onderzoek komt uit de centrale pot.’

Het college komt ook met een financiële tegemoetkoming voor faculteiten, de zogeheten ‘groeibijdrage.’ Wanneer het aantal studenten bij een faculteit stijgt, bijvoorbeeld bij de start van een nieuwe opleiding, ontvangt deze faculteit pas na twee jaar de eerste vergoeding daarvoor.

Het duurt dus even voordat de faculteiten mogelijke opbrengsten van een investering terugzien. ‘Het college gaf dan wel een tegemoetkoming bij het opstarten van een opleiding, maar heel objectief is dat niet’, legde Ridderbos uit. ‘Dat vonden we als college niet goed. Daarom hebben we een aanpassing gemaakt en een regeling ontwikkeld: de groeibijdrage.’

Besloten is met ingang van 2019 aan de faculteiten die in de lift zitten een ‘groeibijdrage’ van tweeduizend euro per ingeschreven student toe te kennen. De groei in de instroom dient dan in de laatste twee jaar vijftig studenten of meer te zijn om in aanmerking te komen voor de bijdrage. De faculteiten Archeologie, FGGA en ook het ICLON  zijn hiervan uitgezonderd. Daar wordt de bijdrage ook toegekend bij een groei van minder dan vijftig studenten. VB