Nieuws
?Geen academische censuur?
De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) ziet ‘geen signalen’ dat er structureel sprake is van zelf­censuur of beperking van vrijheid van wetenschapsbeoefening.
donderdag 15 maart 2018

Pieter Duisenberg diende vorig jaar een motie in. Hij vroeg of toenmalig onderwijsminister Bussemaker kon vragen aan de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) of die uit wilde zoeken ‘of zelfcensuur en beperking van diversiteit van perspectieven in de wetenschap in Nederland een rol spelen, en met aanbevelingen te komen hoe te allen tijde het vrije woord binnen de wetenschappelijke waarheidsvinding de ruimte zou moeten krijgen’?

Bussemaker was toen al bijna demissionair en heeft die motie niet uitgevoerd, maar nu komt de vaste commissie voor vrijheid van wetenschapsbeoefening van de KNAW toch met een advies.  Die commissie, onder voorzitterschap van de Leidse hoogleraar internationaal publiekrecht Nico Schrijver, ziet ‘geen signalen dat er structureel sprake is van beperking van deze vrijheid’.

Wel zouden universiteiten in hun personeelsbeleid moeten streven naar een in alle opzichten diverse samenstelling van het wetenschappelijk personeel, via open en transparante aanstellingsprocedures.

Voor zover er al sprake is van enige bedreiging, dan komt die vooral voort uit de huidige vorm van financiering: wetenschappers moeten voor onderzoeksgeld aankloppen bij het bedrijfsleven of beurzenverstrekkers. Dat kan leiden tot onwenselijke beïnvloeding, of een tekort aan ruimte voor echt nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek. Het advies: betere afspraken tussen onderzoekers en opdrachtgevers, en meer onderzoeksgeld direct naar de universiteiten.

'Ik ben geen PvdA-wetenschapper!'

Professor Schrijver, toenmalig minister Bussemaker had niet om dit advies gevraagd, toch?

‘Dat klopt. Zij zag, mede door de toon en de aard van het debat, dat alle kanten op schoot, niet zoveel brood in de motie. Maar toen wij deze gingen nalezen, zagen we er een goede mogelijkheid in om namens de KNAW uiteen te zetten hoe wetenschap werkt, en welke regelgeving en gedragscodes voor behoorlijke wetenschapsbeoefening er zijn.’

Veel Kamerleden maakten er geen geheim van dat hun eigenlijk ging over de vraag of het hoger onderwijs een links bastion is, waar rechtse mensen worden buitengesloten.

‘Die vraag is veel in de publiciteit geweest, maar in de tekst van motie staat niets over linkse of rechtse signatuur van wetenschappers. Die gaat over beperkingen van wetenschappelijke vrijheid en zelfcensuur, en ruimte voor het vrije woord. Het is wel van belang om te tekst van de motie als uitgangspunt te nemen, en niet alles wat erom te doen was. Wij gaan op die politieke voorkeuren van wetenschappers niet in, omdat daar weinig over bekend is. Het zou ook geen rol moeten spelen; misschien zou je het niet eens moeten willen weten.’

Waarom niet? Als blijkt dat vrouwen vaker uitgesloten worden, stuurt de overheid terecht bij. Als dat met rechtse mensen gebeurt, is het toch ook erg?

‘Ik denk dat u daar appels met peren vergelijkt. Het is over het algemeen vrij gemakkelijk om vast te stellen of iemand een man of een vrouw is, maar mensen kunnen van politieke voorkeur veranderen, en doen dat ook. Daarnaast zou het niet uit moeten maken, als iedereen zich houdt aan de in het vakgebied geldende methoden, eerlijk onderzoek doet en daar eerlijk over rapporteert en verantwoording aflegt. Er zijn in gedragscodes goede waarborgen om daarvoor te zorgen, en om belangenverstrengeling te voorkomen. Die moeten natuurlijk ook tussen de oren gaan zitten, en periodiek worden herzien.’

Een Kamerlid dat duidelijkheid wilde over linkse wetenschappers ziet nu hoe een PvdA-professor roept dat er niets aan de hand is, omdat er gedragscodes zijn.

‘Ik ben geen PvdA-wetenschapper! Ik ben in de eerste plaats hoogleraar van de Universiteit Leiden en lid van de KNAW, en daarnaast was ik inderdaad actief namens de Partij van de Arbeid als eerste Kamerlid. Dat is een nobel ambt. Onze divers samengestelde KNAW-commissie beantwoordt de tekst die in de motie staat, en niet wat er allemaal omheen is gezegd. Daar is namelijk én niet om gevraagd, én er zijn weinig feitelijke gegevens om antwoord mee te geven. Als Tweede Kamerleden een onderzoek naar de voorkeuren van wetenschappers willen, dan zullen ze een andere motie in moeten dienen.’

Heeft de voorzitter van de VSNU (dezelfde Pieter Duisenberg van de motie, red.) al zijn waardering uitgesproken voor dit advies?

‘We hebben de indruk dat hij het met belangstelling heeft gelezen. Maar het betreft natuurlijk zijn oude functie, dus we begrijpen dat hij er niet teveel over zegt.’