Wetenschap
Tweeten tegen cynisme
Sociale media en politiek zijn een gouden combinatie om burger en beleidsmaker bij elkaar te brengen. Althans: in theorie. Maar werkt het ook echt zo?
donderdag 8 maart 2018
Donald Trump twittert in het kantoor van zijn Trump Tower, New York, 2015 © Josh Haner/The New York Times/Hollandse Hoogte

Door Bart Braun Het zou goed kunnen dat u niet op Twitter zit. Het aantal Twitteraars in Nederland is meer dan tien keer zo laag als het aantal Facebook-gebruikers. Het daalt zelfs, vooral onder jongeren. Maar zelfs als u nog nooit een blik op Twitter.com heeft geworpen, bent u zich er waarschijnlijk van bewust dat de Amerikaanse president Donald Trump wél veel gebruik maakt van het medium.

Hij is niet de enige politicus. Mark Rutte en Geert Wilders hebben allebei ongeveer een miljoen volgers, alle Tweede Kamerleden zijn op Twitter te volgen, net als vrijwel alle Leidse en Haagse gemeenteraadsleden.

Dat biedt, in het beste geval, mogelijkheden. ‘Nu kan er een politieke discussie gevoerd worden zonder dat journalisten er als poortwachter tussen zitten’, vat politicoloog Rebekah Tromble (@RebekahKTromble) het samen. ‘Politici kunnen direct met het publiek praten, en andersom. Tenminste: dat is de grote belofte. Gebeurt het ook?’

In een recent artikel in het vakblad New Media & Society beschrijft ze haar onderzoek naar die vraag. Ze bestudeerde een set van meer dan dertienduizend tweets van en aan Nederlandse, Amerikaanse en Britse parlementsleden. In hoeverre is er nou echt een dialoog? Het cliché over Twitter wil dat politici alleen maar reclame voor zichzelf maken, en dat het electoraat in ruil daarvoor doodsbedreigingen en scheldpartijen terugstuurt.

Dat is echter te simpel, zo blijkt. In maar liefst vijftien procent van die tweets is volgens Tromble sprake van een soort dialoog tussen politicus en burger. ‘Meer dan ik zou hebben verwacht.’ De Nederlanders en Britten doen dat wel vaker dan de Amerikanen, blijkt.

‘Je zou eigenlijk verwachten dat het andersom is. Zowel het VK als de VS werken met een first-past-the-post-systeem, waarbij de politicus die de meeste stemmen krijgt in zijn of haar gebied, wint. De Amerikaanse staat Utah is bijvoorbeeld verdeeld in vier districten, met elk zo’n driehonderdduizend stemmers. Je zou ze niet op de thee willen, maar dat is een aantal waar je met wat slimme tweets een electorale deuk in kan slaan. En omdat je uit dezelfde regio komt, heb je al meteen een band, in theorie.

‘Uit mijn analyse blijkt dat niet het politieke systeem, maar juist het publiek bepaalt hoe er wordt getwitterd. De bevolking van Amerika is sterk gepolariseerd. Er is veel negativiteit over het politieke systeem, en haat over de kandidaten van de andere partij. Degenen die naar politici twitteren, doen dat op zo’n felle, negatieve manier dat de politicus geen antwoord wil geven. De meeste kritiek is niet constructief. Dat zie je in mijn data ook: politici die veel negatieve boodschappen krijgen, antwoorden veel minder. In de VS krijgen bijna alle politici nare, laaghartige boodschappen. Dan ga je ook geen tijd en moeite investeren om die ene constructieve tweet te vinden en te beantwoorden.’

Niet dat de Nederlandse politieke twittersfeer nou een en al poldergezelligheid en hagelslag is – Geert Wilders krijgt honderden doodsbedreigingen per maand – maar blijkbaar gaat het er toch anders aan toe. En het VK? ‘Mijn dataset is van voor het Brexit-referendum. Ik zou mijn onderzoek dolgraag nog eens overdoen om te kijken of er in het meer gepolariseerde Groot-Brittannië anders wordt getwitterd. Dat zou een goede manier zijn om mijn hypothese te testen.’

Maar is het politieke debat niet juist gepolariseerd dankzij de sociale media?

‘Die trend is daar niet begonnen’, denkt Tromble, afkomstig uit de Amerikaanse staat Wyoming. ‘In de VS waren talk radio en kabelnieuwszenders als Fox News de eersten die sterk toegewijd waren aan één politiek standpunt en het demoniseren van andere visies. De vraag is of sociale media dat probleem erger maken. Er is onderzoek dat suggereert dat de problemen met filterbubbels en echokamers niet zo groot zijn als veel mensen denken. Je komt een politieke mening die afwijkt van de jouwe eerder online tegen dan in het echt. We praten helemaal niet zo vaak over politiek in het echte leven, en als we het doen, doen we het met mensen waar we het grotendeels mee eens zijn. Aan de andere kant zien we wel veel vijandige berichten. Kleine studies suggereren dat zulke agressieve shitposts de politieke polarisatie versterken, maar er is echt meer onderzoek nodig.’

Ondanks alle haat en nijd zouden politici toch op sociale media moeten gaan, vindt de politicoloog. Omdat het een effectieve manier is om je boodschap publiek te maken, uiteraard. Maar vooral ook om toch de dialoog op te zoeken. ‘Ik onderzocht samen met mijn collega Michael Geffert hoe mensen dachten over een fictieve politicus, waarvan we ze berichten lieten zien. De politicus kreeg vragen, en als hij daar serieus op inging in plaats van ze te negeren of een standaard antwoord te geven, veranderden mensen echt van mening.’ Dat gebeurde ook bij Democraten die een fictieve Republikeinse politicus zagen, en andersom.’

De lokale politiek, zoals de gemeenteraad, is volgens Tromble ‘de perfecte omgeving’ om zulke democratische ideeën uit te oefenen.

‘Laat zien dat je antwoord geeft op vragen, en dat je de mensen serieus neemt. Het kost tijd, maar je kan er echt grootse dingen mee bereiken. Zelfs als mensen niet op je gaan stemmen, kan het er vermoedelijk – dat wil ik nog verder onderzoeken – voor zorgen dat ze minder cynisch worden over politiek. We zien nu echt ongezond veel cynisme, en als meer één-op-één gesprekken daartegen helpen, zou dat een verbetering zijn.’