Wetenschap
Kweeknier en nieuwe naam voor orchidee
donderdag 8 maart 2018
Gravendeelia chamaelepanthes

Kweeknier

Onderzoekers van het Leids Universitair Medisch Centrum proberen al jaren om uit stamcellen nieuwe nieren op te kweken. Alleen al in Nederland wachten enkele honderden mensen op een donornier, dus als je die zou kunnen maken zou dat helpen, zeker omdat een nier die gemaakt is van je eigen cellen naadloos aansluit op je immuunsysteem. In Stem Cell Reports beschrijven de Leidenaren, met Cathelijne van den Berg als eerste auteur, de volgende stap in de richting van zulke transplantaties. De mini-niertjes die ze maken van muizenstamcellen, bevatten wel alle verschillende celtypen die in een echte nier zitten, maar de bloedvaten zijn nog lastig. Overgezet onder het nierkapsel van een muis, sluiten de bloedvaatjes echter wel aan op de bloedsomloop van het diertje, en dat zorgt er vervolgens voor dat de nier ook veel verder groeit dan hij in een petrischaaltje kan. Hij gaat steeds meer op een echte muizen-nier lijken, zo blijkt. Het gaat allemaal nog jaren duren voordat een nierpatiënt er wat aan heeft. Zelfs als de transplanteerbare kweeknieren voor mensen er niet van komen, kan dit toch nog nuttig zijn: het leert ons meer over hoe nieren zich ontwikkelen, en de organoids kunnen gebruikt worden om medicijnen op te testen.

Orchidee

Promovendus Diego Bogarín Chaves kwam op basis van DNA-onderzoek aan een groep tropische orchideeën met kleine bloemen tot de conclusie dat de taxonomische indeling daarvan op de schop moet. In Phytotaxa beschrijft hij de nieuwe classificatie, waarvoor hij vier nieuwe geslachten lanceert. De orchidee, Trichosalpinx chamaelepanthes, krijgt daarin ook een nieuwe naam, want hij hoort eigenlijk in een geheel eigen genus. De plant met de ranke paarse bloemen heet vanaf nu Gravendeelia chamaelepanthes, naar Bogaríns begeleider, DNA-onderzoeker Barbara Gravendeel . ‘Chamaelepanthes’ komt van ‘chamae’ (dicht bij de grond) en ‘lepanthes’, een verwante groep van orchideeën.

Anatomie

Leiden is een stad vol musea, maar een van de tofste van allemaal is slechts heel beperkt toegankelijk voor het grote publiek. Alleen op bijzondere dagen mag je het Anatomisch Museum van het Leids Universitair Medisch Centrum in, en dan nog onder begeleiding. Dat is dan wel een kans die je moet grijpen, want de bijna vierhonderd jaar oude collectie is prachtig. In het American Journal of Medical Genetics Part A beschrijven vier onderzoekers de geschiedenis van het Museum Anatomicum. Het eerste Leidse anatomie-onderwijs werd gegeven door professor Pieter Pauw, een leerling van Vesalius, vanaf 1589. De eerste specimens werden verzameld bij het Anatomisch Theater aan het Rapenburg. Vanaf 1721 breidde superpreparateur Albinus de collectie flink uit, maar een gedeelte daarvan ging verloren bij de explosie van een kruitschip in 1807. In de negentiende eeuw kwam het museum in handen van Eduard Sandifort en zijn zoon Gerard, die uitgebreide beschrijvingen maakten van onder meer de misvormde foetussen op sterk water. Ze gaven overigens ook een beschrijving van een aangeboren hartafwijking die nu de ‘tetralogie van Fallot’ heet, jaren voordat meneer Fallot dat zou doen. ‘Geboorte-afwijkingen zijn nu zeldzaam, en daardoor worden dit soort geïnstitutionalizeerde collecties steeds  waardevoller’, schrijven de auteurs.