Cultuur
Iedereen blij kan niet
Misschien moeten we niet altijd gehoor geven aan kwade burgers, stelt Leids historica Maartje Janse.
donderdag 8 maart 2018
Boze buurtbewoners protesteren tegen komst van de pedoseksueel Benno L. naar Leiden, februari 2014. © Taco van der Eb

Door Susan Wichgers In de essaybundel #WOEST laat ze, met nog 17 wetenschappers haar licht schijnen op boze burgers en de vraag hoe bestuurders met volkswoede moeten omgaan. Haar essay gaat vanzelfsprekend over de geschiedenis van burgerprotest, maar specifiek over de 19e eeuw. Toen ging het er namelijk anders aan toe.

‘Kijk, er bestaat zoiets als een protestrepertoire. Dat zijn alle manieren waarop burgers kunnen protesteren. Begin 19e eeuw ontstond er een nieuw repertoire: protesteren met waardigheid, beschaafder, zonder geweld.’

In de 17e en 18e eeuw, voor de omslag naar het beschaafde repertoire, was geweld door boze burgers vrij gebruikelijk. ‘Geweld is van alle tijden. Vroeger gooiden ze de ruiten van burgemeesters in met een baksteen. Of ze vernederden bestuurders in het openbaar, door ze de kleren van hun lijf te trekken en pruiken van hun hoofd te halen. In dat opzicht was het geweldloze protestrepertoire meer uitzondering dan regel.’

Waren burgers in de 19e eeuw minder boos dan nu? Niet per se, zegt Janse. ‘Niet de burgers zijn veranderd, maar politici in hoe ze met boze burgers omgaan. Hoort erbij, dachten ze vroeger. Maar door de opkomst van het populisme is het kloofdenken ontstaan: er zou een enorme kloof tussen burgers en bestuurders zijn, die moeten we dichten door beter te luisteren.’

Vanuit dat denkbeeld houden bestuurders gewelddadige protesten in stand. ‘Als je gewelddadig protest beloont door er gehoor aan te geven, gaan burgers denken dat geweld werkt. Het protestrepertoire verandert pas als oude protestvormen niet meer effectief zijn.’

De bundel is geschreven in opdracht van de Raad Openbaarheid van Bestuur, om het debat over een weerbare democratie aan te gaan. In ieder essay wordt een advies gegeven aan politici. Uit het essay van Janse blijkt dat er misschien iets minder kritiekloos moet worden geluisterd naar boze burgers.

‘Dat betekent natuurlijk niet dat burgers niks te zeggen zouden hebben. Maar politici moeten vooral hun rol niet onderschatten, ook zij zijn verantwoordelijk voor het bestaande protestrepertoire. We moeten oppassen dat we ons niet laten gijzelen door geweld.’

Wat politici wel moeten doen: wijzen op de feiten. ‘Het is gevaarlijk als politici gaan geloven in emoties van burgers. Bij rellen over een nieuw asielzoekerscentrum bijvoorbeeld. Bestuurders kunnen dan best begrip tonen, want natuurlijk zijn mensen bang; het is nieuw voor ze. De emotie is begrijpelijk. Maar de feiten liggen soms anders. Als zo’n azc er toch komt, blijkt het achteraf altijd wel mee te vallen met de verwachte horrorverhalen. Dat soort dingen zouden politici moeten benadrukken.’

‘Het is een illusie om te denken dat we alle inwoners blij kunnen maken en de kloof kunnen dichten. De kracht van het vertegenwoordigende stelsel is juist dat er een verschil is tussen burgers en bestuurders. En de boze burger hoort er nou eenmaal bij: die laat zien dat we een vrije en open democratie hebben.’

Jasper Zuure en Sarah de Lange (eds.)

Amsterdam University Press, 338 pagina’s, €22,99