Wetenschap
Opinie: Lang leve de waarheid
In tijden van politieke polarisatie en fake news is het overeind houden van instanties die alleen om de waarheid draaien een zaak van het allerhoogste belang, vindt Jan Waszink.
donderdag 25 januari 2018

Wetenschappelijk onderzoek vervult, samen met de journalistiek, een belangrijke rol in de maatschappij, namelijk het leveren van betrouwbare kennis. Voor het maatschappelijke debat is het cruciaal dat er ergens een of meer instanties belast zijn met het identificeren van de best bereikbare en indien mogelijk objectieve waarheid, want zonder zo’n ijkpunt vervalt het maatschappelijk debat tot een zinloze botsing van meningen.

Het slechte nieuws daarbij is natuurlijk dat zekere en blijvende kennis vaak onbereikbaar is; ook wetenschap blijft een proces waarin nieuwere inzichten oudere vervangen. Waarheid blijft echter wel het doel. Bij maatschappelijke, culturele en historische vragen staat bovendien sinds het postmodernisme het hele idee van ‘de’ waarheid op losse schroeven, want steevast zijn er meer waarheden in het spel: Zwarte Piet is voor verschillende interpretaties vatbaar en de Tweede Wereldoorlog is op miljoenen verschillende manieren beleefd die allemaal ‘waar’ zijn.

Dit alles neemt echter niet weg dat goed onderbouwde inzichten en (waar mogelijk) objectiviteit in de werkelijkheid waarin we leven de enig denkbare plaatsvervangers van de waarheid zelf zijn. De bovenstaande relativeringen zijn bovendien voor het maatschappelijk debat minder relevant: daar moeten we uiteindelijk toch weten wat gezond eten is, hoe het nu ‘echt’ zat met de politionele acties of wat de waarschijnlijkste verklaring is voor klimaatverandering.

Politiek correct

Tijdgeest, waan van de dag, politieke correctheid of juist verzet daartegen kunnen bepaalde opvattingen of inzichten meer of minder gewenst maken, maar de vraag naar de waarheid staat daar los van. Een maatschappij zonder wetenschap en journalistiek gericht op het vinden van zo betrouwbaar mogelijke kennis en informatie, is uiteindelijk stuurloos en een prooi voor demagogie en collectieve dwaling, met mogelijk fatale gevolgen. Zelfs een korte blik op de geschiedenis van de twintigste eeuw is genoeg om dat in te zien. Niet toevallig heeft het knevelen van academie en journalistiek voor dictators altijd hoge prioriteit.

Zeker in tijden van politieke polarisatie en fake news, waarin de meningen eerst komen en de feiten later wel worden ingepast, is het overeind houden van instanties waar het alleen om de factor waarheid draait een zaak van het allerhoogste belang.

Dit stuk is daarom een pleidooi voor de vergeten deugd van de bezonnenheid. Die hoort bij de universiteit nog meer dan bij de journalistiek, waar het behalve om waarheid ook om de snelle actualiteit gaat. Maar voor de wetenschap moet bezonnenheid een centrale waarde zijn, ook al leidt die (misschien paradoxaal) vaak ook tot afstand van het maatschappelijke debat, tot traagheid, of tot kennis waarvan de toepasbaarheid althans nu onduidelijk is, maar die verworven wordt om haar intrinsieke waarde als kennis.

Waarheidsvinders

Wetenschap én journalistiek? Ja, want ook waarheidsvinders kunnen fouten maken of hun plicht verzaken, en dan is er een andere waarheidsvinder nodig om aan de bel te trekken — net zoals we in ons staatsbestel een scheiding der machten hebben zodat de ene macht kan optreden tegen falen van een andere. Wetenschap en journalistiek werken elk volgens hun eigen logica en met iets verschillende agenda’s; maar vanuit hun verschillende rollen bewaken zij de integriteit van elkaar en van regeringen, bedrijven, maatschappelijke organisaties enzovoort.

Die regeringen, bedrijven, NGO’s en andere organisaties zoals kerken, politieke partijen, lobbygroepen etc. hebben elk hun eigen agenda, zoals machtsbehoud, winst, een politieke of ideële doelstelling of iets anders. Uiteraard is het een groot goed als zulke instanties hun activiteiten willen baseren op de best beschikbare, en dus wetenschappelijke kennis. Echter, hun agenda’s vallen, welhaast per definitie, niet samen met een streven naar waarheid. Dit betekent dat er naast hen onafhankelijke instanties moeten zijn met waarheidsbewaking als taak, die in staat zijn een gele kaart te trekken wanneer een overheid, industrie of andere instantie bij het nastreven van haar respectievelijke doelen op basis van een onware argumentatie schade toebrengt aan anderen.

(In het geval er schade wordt toegebracht op basis van een ware argumentatie is de discussie politiek van aard, dat wil zeggen of het beoogde doel de schade rechtvaardigt, en buiten het werkgebied van de academie.)

Industrie

Een activistische onderzoeker die zijn kennis in dienst stelt van een politiek of maatschappelijk doel is dus in essentie in dezelfde positie als een onderzoeker betrokken bij de industrie (bv. de farmaceutische): deze keuze kan goede effecten hebben (bv. de uitvinding van een medicijn, bescherming van een kwetsbare groep), maar beide onderzoekers dienen helder te hebben hoe zij hun dienstbaarheid aan het waarheidsstreven afschermen van de minder waarheidsgebonden agenda van de partij waarmee ze samenwerken.

Dit levert niet altijd een probleem op. Als Boyan Slat  zijn technologisch vernuft inzet om het zwerfplastic uit de oceaan te halen zijn daar geen evidente ethische bedenkingen bij aan te voeren. En soms is het probleem helder: de medicijnfabrikant heeft er financieel belang bij dat de onderzoeker bevestigt dat het middel werkt. Voor zulke situaties zijn al waarborgen aangebracht om de wetenschappelijk integriteit van het onderzoek te bewaken. Maar het probleem kan ook sluipend aanwezig zijn, zeker in maatschappelijke kwesties.

Wanneer er een sociaal doel of zelfs een cultuurstrijd in het spel is, waarin er meerdere waarheden zijn en de problematiek complexer, kan de onderzoeker de objectiviteit of de feiten uit het oog verliezen. In de recente discussie bijvoorbeeld over de hedendaagse omgang met het slavernijverleden worden de feiten niet steeds gerespecteerd, met aanvechtbare morele oordelen als gevolg --precies datgene waartegen de wetenschap zou moeten waken. Engagement is goed, maar dient niet ten koste te gaan van je wetenschappelijke standaarden.

Het debat over klimaatverandering laat zien hoe belangrijk het is dat we kennisinstanties hebben die algemeen vertrouwd worden wat betreft waarheidsstreven en objectiviteit. Voor zulke integriteit is het noodzakelijk dat binnen de academie objectiviteit en bezonnenheid bovenaan worden gesteld en een weloverwogen afstand wordt aangehouden van politieke agenda’s, bedrijfsmatige logica, “nationale wetenschapsagenda’s”, doelmatigheidsdenken en maatschappelijke bewegingen. Niet omdat de daar nagestreefde doelen onbelangrijk zouden zijn, maar omdat de maatschappelijke rol van de academie als hoeder van betrouwbare kennis niet in het geding mag komen, ook niet in schijn. Als dat gebeurt resteren er uiteindelijk alleen meningen en is het maatschappelijke debat in gevaar.

Jan Waszink is docent en onderzoeker bij Rechtsgeleerdheid, afdeling Internationaal Publiekrecht