Wetenschap
'Bescherm jonge verdachten'
Jongeren die worden verdacht van een strafbaar feit zijn in Nederland onvoldoende beschermd tegen onrechtmatige en willekeurige vrijheidsbeneming.
donderdag 18 januari 2018

Dat concludeert jurist en criminoloog Yannick van den Brink in zijn promotieonderzoek naar de voorlopige hechtenis in jeugdstrafzaken.

Wat is voorlopige hechtenis eigenlijk?

‘Voorlopige hechtenis is vrijheidsbeneming van een verdachte terwijl het strafproces loopt. De rechter kan dit bevelen, bijvoorbeeld om te voorkomen dat de verdachte het politieonderzoek belemmert of wederom een strafbaar feit pleegt. Mijn onderzoek spitst zich toe op jeugdige verdachten van twaalf tot achttien jaar. Omdat het gaat om vrijheidsbeneming van jeugdigen die nog niet zijn veroordeeld, moet voorlopige hechtenis volgens het VN-Kinderrechtenverdrag zo terughoudend mogelijk worden toegepast.’

En wat heeft u onderzocht?

Ik heb gekeken hoe rechters omgaan met de voorlopig hechtenis van minderjarige verdachten, en hoe dit zich verhoudt tot internationale en Europese kinder- en mensenrechten. Hiervoor heb ik 225 voorlopige hechteniszittingen van jeugdigen geobserveerd, bij verschillende rechtbanken. Dit is uniek, want deze zittingen zijn besloten en ik heb ook toegang gekregen tot de beraadslagingen van de rechters in de raadkamer. Daarnaast heb ik 71 interviews afgenomen met kinderrechters, officieren van justitie, advocaten en andere betrokken professionals.’

Wat zijn uw belangrijkste bevindingen?

‘Een belangrijke bevinding is dat als de officier van justitie de voorlopige hechtenis vordert, de rechter deze vordering vrijwel altijd toewijst. Dit wordt in de hand gewerkt door het systeem van de wet. Volgens de wet is een bevel tot voorlopige hechtenis nodig om voorwaarden aan de invrijheidstelling van een verdachte te kunnen verbinden, zoals een avondklok of jeugdreclasseringsbegeleiding. Het gevolg is dat rechters de gronden voor voorlopige hechtenis heel ruim gaan interpreteren om voorwaarden te kunnen opleggen.’

Maar de verdachte komt dan alsnog vrij.

‘Klopt. Maar toch is het problematisch. Stel dat de verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt, dan kan het gebeuren dat deze alsnog wordt vastgezet, terwijl er eigenlijk geen gronden voor deze hechtenis zijn. De rechtsbescherming is te mager.’

En verder?

‘Uit mijn onderzoek volgt ook dat de duur van de voorlopige hechtenis vaak sturend is voor de duur van de onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Dit werkt in de hand dat de rechter die over de voorlopige hechtenis beslist alvast op een latere straf gaat anticiperen. Dit is echter niet in lijn met het vermoeden van onschuld, een fundamenteel beginsel in het strafrecht. Onderzoek laat zien dat ongeveer één op de tien verdachten in voorlopige hechtenis uiteindelijk niet wordt veroordeeld. Het is dus riskant om vooruit te lopen op een vrijheidsstraf.’

Waarom doen rechters dat dan?

‘Rechters hanteren in jeugdstrafzaken een pedagogische invalshoek en zijn soms bereid om fundamentele rechten van verdachten opzij te schuiven om naar hun inzicht “maatwerk” te leveren. Sommige rechters beschouwen het gebruik van voorlopige hechtenis als directe reactie als “pedagogisch effectief”. Het is echter niet de bedoeling dat een jongere voor zijn eigen bestwil in voorlopige hechtenis wordt genomen. Dat is onrechtmatig en maakt de verdachte wel heel erg afhankelijk van wat de rechter vindt wat in het “pedagogisch belang” van de verdachte is.’

Wat zou er volgens u moeten gebeuren?

‘Ik stel een wettelijk model voor waarin een rechter niet eerst de voorlopig hechtenis hoeft te bevelen, maar direct de mogelijkheid heeft om een passend alternatief op te leggen. We moeten ook af van het met voorlopige hechtenis vooruitlopen op de straf. Ook vind ik het verstandig als de pedagogische invalshoek in de rechterlijke besluitvorming over de voorlopige hechtenis vorm krijgt mét inachtneming van de fundamentele rechten van minderjarige verdachten.’ 

Promotie is donderdag 25 januari

Door Vincent Bongers