Columns & opinie
Column: Niet alles heeft nut
woensdag 13 december 2017

Eens in de zoveel tijd moet je iets doen wat zo nutteloos is dat je later kunt zeggen dat je alles uit het leven hebt gehaald. Daarom besloot ik een aantal weken geleden Georgisch te gaan leren.

Georgisch, ja. Een taal met minder dan vier miljoen moedertaalsprekers die in politiek noch cultureel opzicht enige rol van betekenis speelt. Een uitstekende invulling van mijn spaarzame vrije tijd dus.

Twee à drie keer per week begeef ik me voor mijn colleges Georgisch naar de universiteit, die de cursus aanbiedt. Daar leert een Georgische gastdocente mij en mijn collega-zotten in huiveringwekkend tempo en zonder genade de beginselen van de taal. De eerste week werden de letters van het alfabet erin gestampt – als je het waagde om even afgeleid uit het raam te staren had je er zo drie gemist. De tweede week werden we geacht verschillende steden te kunnen beschrijven en met elkaar te vergelijken. De derde week leerden we de zeven naamvallen en de uitgebreide collectie aan woorden voor termen als zwager en schoonvader (waarbij het van essentieel belang is wat jouw exacte positie ten opzichte van die persoon is).

En dit alles in een taal die zo moeilijk uit te spreken is dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat een Georgiër je ooit verstaat.

Aan pauzes doet onze docente niet. Aan eindtijden in principe ook niet, de colleges eindigen over het algemeen wanneer er iemand een kwartier na de officiële eindtijd smekend “ik moet nu echt mijn trein halen” uitbrengt. Toen ik een keer een minuut of twintig te vroeg was, begon ze me direct privéles te geven om mijn uitspraak te verbeteren – als Brabander heb ik wat moeite met de harde G’s en rollende R’en waar de taal voornamelijk uit lijkt te bestaan. Ik deed mijn stinkende best om een zin in perfect Georgisch uit te spreken, maar keek op in het fronsende gezicht van mijn docente die ‘spreek je nu Italiaans?’ vroeg.

Zo’n talencursus leert je ook een hoop over een land en de prioriteiten van zijn inwoners. Zo bestond mijn Georgische vocabulaire na anderhalve week uit zo’n dertig woorden, maar maakte ‘Rozenrevolutie’ daar wel deel van uit.

Daarnaast spreekt de lichte frictie tussen onze docente en een Russische uitwisselingsstudent in het college regelmatig boekdelen. De jongen had zijn twijfels bij de uitspraak dat Georgië kleiner dan Nederland is. ‘Dat komt omdat jij een Russische kijk op mijn land hebt’, antwoordde de docente. ‘Jullie denken dat Georgië een gigantisch, verschrikkelijk gevaarlijk land is.’ Gegrinnik.

Ik zie het leren van deze taal als een wat onalledaagse hobby, een soort breinspelletje tussen het typen van papers door. Toch denk ik dat het zinvol is om af en toe iets te doen wat tijd, energie en intellectuele inspanning kost zonder dat het enig direct nut heeft. Dat zal er later nog talloze keren van je verwacht worden, en dan kun je maar beter gehard zijn.

In zekere zin bestaat het leven uit een aaneenschakeling van nutteloze activiteiten, als je tenminste blind bent voor de zachtere effecten op de lange termijn. Niet alles heeft direct een zichtbaar nut, maar dat wil niet zeggen dat het ook daadwerkelijk ontbreekt. Vandaar dat we kinderen nog altijd zes jaar lang Grieks en Latijn leren, talen die nota bene door niemand meer gesproken worden en toegang geven tot een wereld die niet meer bestaat. En vandaar ook dat mensen het in hun hoofd halen om Georgisch te gaan leren. Al zit er bij die mensen misschien wel echt een steekje los.

Marit de Roij is student geschiedenis en Russische studies