Studentenleven
Dit leer je niet bij pedagogiek
‘De maatschappij investeert enorm in ons’, vinden Leidse studenten die vrijwilligerswerk doen. ‘Dan kun je best iets terug doen.’ En behalve een goed gevoel levert vrijwilligerswerk nuttige ervaring op.
Lotte Middendorp
donderdag 7 december 2017
Door het lesgeven snap ik dat vluchtelingen echt niet zoveel hebben. © Taco van der Eb

Elke week geeft Mats Dijkdrent (21) Nederlandse les aan vluchtelingen, in het taalproject van de Leidse Studenten Ekklesia. De geschiedenisstudent staat iedere zaterdagochtend van 10 tot 12 voor een klas met zo’n zes Syrische en Eritrese vluchtelingen. ‘Als voorbereiding op de les kijken ze afleveringen van Het Klokhuis, bijvoorbeeld over een kermis. Mijn collega en ik zoeken bij hetzelfde thema nog wat nieuwsberichten. Daarna gaan we over het thema in gesprek, was er bijvoorbeeld in Syrië ook een kermis? Het werkt ontzettend goed, je ziet dat ze elke week beter worden. Laatst haalde een leerling binnen een uur een fout uit een contract dat opgesteld was door een potentiële werkgever. Dat zijn mooie momenten.’

Ook Parissa Akefi (25) geeft taalles. Zo’n twee keer per week zit de student psychologie een uurtje met de Afghaanse Shokrya in het Leids Universitair Medisch Centrum. ‘Zij krijgt oefeningen van VluchtelingenWerk. Ik help haar vervolgens om deze oefeningen te maken.’

Parissa, zelf geboren in Afghanistan, maakte van heel dichtbij mee hoe het was om te moeten vluchten. ‘Ik was anderhalf jaar toen ik met mijn ouders naar Nederland kwam. We kwamen natuurlijk uit een land waar alles kapot was. Mijn ouders hadden geen idee waar ze in Nederland moesten beginnen. Door de begeleiding van VluchtelingenWerk waren ze in staat om hier een leven op te bouwen. Nog steeds kunnen mijn ouders met tranen in hun ogen vertellen hoe dankbaar zij die mensen zijn. Dat was mijn motivatie om ook zoiets te kunnen betekenen voor andere vluchtelingen. Als ik Shokrya hoor vertellen dat ze eindelijk het gevoel heeft dat ze veilig is, of als ze na een half uur eindelijk een opgave snapt en daar dan zo gelukkig van wordt, dan raakt dat me.’

Emilie de Willigen (21) zet zich in voor een heel andere groep van de samenleving. De pedagogiekstudent is coördinator bij de VoorleesExpress. ‘Dat is een instantie die ervoor zorgt dat kinderen met een taalachterstand extra aandacht krijgen. Een half jaar lang komt er een vrijwilliger bij hen thuis om voor te lezen. Op dit moment begeleid ik hier vijf voorlezers en hun gezinnen. Het is ontzettend leuk om te doen. Bij de huisbezoeken word je enthousiast en gastvrij ontvangen. Boeken worden meteen opengeslagen en we worden met veel interesse bekeken.’

Ze hoopt dat door haar inzet het voorlezen een belangrijkere plek krijgt in de gezinnen. ‘Voorlezen moet een fijn moment op de dag zijn en is heel belangrijk voor de band tussen ouder en kind.’

Ook Sylvia Philippa (21) werkt met kinderen. Elke zomer gaat zij met een groep verstandelijk beperkte kinderen van 10 tot 18 jaar mee op kamp. Een week lang verblijft ze met de kinderen in een groepsaccommodatie om volop te knutselen en samen spelletjes te spelen. ‘De band die je met zo’n kind opbouwt is heel bijzonder. Eigenlijk ben je een week lang een van de belangrijkste personen in zijn of haar leven. Een paar weken na mijn eerste kamp nam een ouder van een kind contact met me op om te vertellen dat hun kind niet uitgepraat raakte over mij. Ze had het zó naar haar zin gehad, ze bleef vertellen. Ik kreeg daar gewoon kippenvel van.’

De ervaring die je op zo’n kamp opdoet is ook enorm belangrijk’, zegt ze. ‘Bij mijn studie pedagogische wetenschappen krijg ik nauwelijks praktijkervaring aangeboden, terwijl er wel van mij wordt verwacht dat ik met kinderen kan omgaan. Op zo’n kamp leer je hoe het echt is om met kinderen met een beperking om te gaan. Vroeger was ik er altijd een beetje huiverig voor, maar tijdens mijn eerste week leerde ik dat het gewoon kinderen zijn. Het zijn allemaal individuen. Het valt dan ook heel erg op dat mensen bij een gehandicapt kind direct vragen wat er met een kind is, niet hoe een kind is, wat eigenlijk veel belangrijker is.’

Ook Mats heeft baat bij de praktijkervaring. ‘Ik studeer geschiedenis en een baan in het onderwijs zit er dan al snel in. Door het lesgeven leer ik hoe het is om voor de klas te staan en hoe ik dingen zo duidelijk mogelijk over kan brengen.’

‘Daarnaast zorgt taalles ervoor dat je op een heel andere manier naar je eigen taal kijkt. Dingen die voor ons heel logisch zijn, zijn voor vluchtelingen een raadsel. Waarom staat een bord op tafel, maar ligt een telefoon op tafel, ze doen toch allebei hetzelfde?’

Volgens Mats mag het percentage jongeren dat vrijwilligerswerk doet nog wel wat omhoog. ‘Ik denk dat studenten er vaak niet zo van bewust zijn dat de maatschappij enorm in ons investeert. Ik vind dat je dan indirect best iets terug kan doen. Bovendien is het ook gewoon heel erg leuk en dankbaar werk. Het geeft voldoening om iets voor een ander te doen.’

‘Het is een heel gek gevoel’, voegt Sylvia daaraan toe, ‘dat je iets doet, niet vanwege het geld, maar puur omdat je diegene wil helpen. Ik word daar heel gelukkig van.’

‘Door het kamp besefte ik dat iedereen die "gewoon" gezond is echt wel in zijn handjes mag knijpen’, besluit Sylvia. Mats: ‘Door het lesgeven snap ik dat vluchtelingen echt niet zo veel hebben.’

Naast alle mooie momenten, blije kinderen en dankbare vluchtelingen speelt er voor de meeste studenten stiekem ook nog een andere motivatie mee. ‘Het staat natuurlijk ook gewoon goed op je CV.’

Dag van de vrijwilliger

Vandaag, 7 december, is het de nationale dag van de vrijwilliger. In 2016 heeft 49,7 procent van de Nederlandse bevolking zich ‘ten minste één keer ingezet als vrijwilliger’, blijkt uit onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het percentage jongeren (tussen 15 en 25 jaar) die dat deden, is nog hoger: 54 procent.

Vandaag wordt ook de Leidse vrijwilligersprijs uitgereikt. Een van de drie genomineerden is Nick van Buul, inkoop medewerker van de facilitaire dienst bij het Gorleaus laboratorium. Hij is vrijwilliger bij onder meer Stichting Leiden Helpt, ehbo’er voor het Rode Kruis en collectant voor het Nationaal Fonds Kinderhulp. Verder treedt hij op als verkeersregelaar bij de Leiden Marathon, als figurant bij de herbegrafenis van Diederick van Leyden Gael, in de film Goeie Mie en loopt hij mee in de 3 oktoberoptocht.

‘Van het een kwam het ander’, zegt Van Buul. ‘Ik ben ooit begonnen bij de 3 October Vereeniging. Daar hielp ik met leden werven en merchandise verkopen. Inmiddels ben ik ook de Leidse ambassadeur van Kinderzwerfboek. Ik zorg dat er her en der boekenkastjes gevuld zijn met boeken voor kinderen die dat niet kunnen betalen. Ik heb het er gelukkig maar druk mee!’