Studentenleven
Column: Zeker niet
donderdag 23 november 2017

Binnen de taalkunde is er een algemeen geaccepteerde regel, ontdekt en uitgewerkt door William Labov, dat vrouwen sneller talige kenmerken overnemen: woorden, zinsconstructies, uitspraken. De hele rataplan hoor je eerst bij vrouwen tussen de twintig en dertig en later pas bij de rest. Ik zou niet voor al mijn mede-vrouwen in die leeftijdscategorie willen spreken, maar zelf ben ik hier in ieder geval heel erg gevoelig voor.

Op de middelbare school kreeg ik Nederlands van een Gentenaar. Boekverslagen werden er steevast leesdossiers genoemd. Tot op de dag van vandaag heb ik het over een dossier [do?sir] en niet over een dosjee [d???e]. Als ik na een week in Antwerpen terugkom in Nederland, ben ik vergeten dat we de vuile vaat niet in de ‘poembak’ zetten, maar in de wasbak en dat je je koffie niet uit ‘een tas’ drinkt, maar uit een kopje. Voor ik in Leiden woonde had ik het over ‘de verdieping van een studentenhuis’, halverwege mijn eerste hospiteeravond wist ik niet beter dan het befaamde ‘platje’.

Nu trek ik wel eens met iemand op (als ik niet binnen zit te tweeten of naar dramaprogramma’s van de NPO aan het kijken ben) en die persoon is ergens afgelopen zomer al zijn ‘ja-s’ en ‘nee-s’ gaan vervangen door respectievelijk ‘zeker wel-s’ en ‘zeker niet-s’. ‘Heb jij die paper al ingeleverd? Was jij vandaag op college?’ ‘Zeker niet.’ ‘Goede vakantie gehad? Zin in een biertje?’ ‘Zeker wel.’

En dat neem ik, naar Labov’s theorie, moeiteloos over. In Leiden, in Antwerpen, in Zeeuws-Vlaanderen. Op Twitter, op Facebook. Met medestudenten, huisgenoten, redactieleden, familie, vrienden. En dus ook in hartje Middelburg, dé metropool van Zeeland, in zo’n kneuterig donkerbruin koffiezaakje dat heel erg zijn best doet om hip te zijn, met van die kaploze lampen aan dikke, zwarte draden en veel te kleine hippe krukjes aan een lange tafel. Op die tafel ligt niet alleen dé regionale krant, maar ook een nationale krant - wat een wereldstad, hè.

Net in dat onbewaakte moment, komt er een iets oudere vrouw naar me toe. ‘Lees je die krant?’ Ze wijst naar de nationale. En daar ging ‘ie, nog voor ik er erg in had: ‘Zeker niet’. Ze kijkt mij ietwat verbouwereerd aan, dus ik herpak me. ‘Nou ja, zeker niet, kijk, ik lees wél de krant (wat een wereldmens), die krant zelfs, mijn ouders hebben een abonnement (wat een wereldouders) en al helt ‘ie momenteel iets meer naar rechts dan goed voor mij is, lees ik ‘m wel. Maar nu dus niet.’

Ik gris een opinieblad waar ik een proefabonnement op heb uit mijn tas en zwaai er mee om nogmaals te laten zien dat ik écht een wereldmens ben dat leest. ‘Nee dus. Pak maar.’

Femke Blommaert studeert Taal­wetenschap