Achtergrond
Drie oktober met rector Carel Stolker: ‘Verrrdomd, die koets is een cabwwrrriooo’
Leidens ontzet is een ‘krankzinnig leuk’ volksfeest, aldus rector magnificus Carel Stolker. Mare vierde het met hem mee. ‘Nu gaan we een korenwijntje plonzen.’
Vincent Bongers
donderdag 5 oktober 2017
© Taco van der Eb

‘Kom erin, man’, zegt Carel Stolker (1954) als hij dinsdagochtend om kwart over zes de voordeur opent. Er brandt alleen licht in de gang en in de keuken. ‘Mijn vrouw Anneke sluit later aan. Zij is gisteren nog de stad ingegaan. Ik ben na de taptoe mijn nest in gedoken. Heel lang in het café hangen en dan kwart voor zes op: dan wordt het lastig om zo meteen helder op het bordes te staan en de liedteksten er nog goed uit te krijgen.’

Er staat een lange dag op het programma: de rector magnificus van de universiteit maakt traditioneel deel uit van de 3 October Vereeniging die ‘het Feest der Feesten’ organiseert: Leidens Ontzet.

Het is een volksfeest waarvan je de invulling nooit van tevoren had kunnen bedenken. Het koraal begon bijvoorbeeld met een paar honderd man die liederen zongen. Dat is uitgegroeid tot een enorme massa. Commissarissen in jacqueten met hoge hoeden die door de stad lopen en zich laten toejuichen door de Leidse bevolking en zich op het bordes van het stadhuis laten toezingen door een menigte - tamelijk gek, maar het werkt.’

Hij wandelt naar de spiegel in de gang, strikt zijn das en pakt zijn hoge hoed. Hij wijst naar de initialen in de binnenkant: P.S. ‘Piet Stolker. Het is de trouwhoed van mijn vader: Het is wel een aardige gedachte dat ik die nu op heb.’

‘Wacht’, roept de rector, vlak voor vertrek. ‘Mijn paraplu. Ik heb al meegemaakt dat het keihard regende en ik mijn plu was vergeten. Dan sta je te soppen in het Van der Werfpark, en loop je de hele dag rond op doorweekte schoenen.’

Even later fietst hij over de Breestraat richting het stadhuis. ‘Dat zijn de echte helden’, wijst hij naar de drukte van doorwaakte feestvierders bij steakhouse Sinaï. ‘Die gaan zo in een keer door naar de reveille.’

Na een korte begroeting met Joke van der Poel (‘Zij is gepensioneerd koffiejuffrouw bij Rechten en breidt geweldige 3 Oktober truien: ik heb er een waar “hutspot en klapstuk” op staat) vist hij zijn rectorenketen uit een linnen tasje met universiteitslogo. ‘Die hoor je eigenlijk alleen met toga te dragen. Maar anders oog ik straks in dat koetsje wat kaal naast de voorzitter de Vereeniging en de burgemeester, die ook een keten dragen. Dan zitten de geketenden bij elkaar.’ Zijn paraplu geeft hij ondertussen af aan rechtenprof en fanatiek ontzet-vierder Rick Lawson. Zijn reactie: ‘Ik duik altijd precies op tijd op om iets aan te pakken van de baas.’

'Kom, het bordes op’, zegt Stolker iets voor zevenen. In de rij bestuursleden die hem volgt, klinkt de nodige twijfel: ‘Hoe is het met de zangstem?’ ‘De teksten zitten er wel redelijk in, geloof ik.’

De fanfare zet het Wilhelmus in. De hoeden gaan af. Brandweermannen, politieagenten en militairen salueren. De grotendeels rood-witte menigte op het plein galmt mee. Burgemeester Henri Lenferink draagt een ambtskostuum uit het einde van de negentiende eeuw, compleet met steek en sabel. ‘Goedemorgen Leiden’, spreekt hij de massa toe. ‘Hebben jullie zin om te zingen?’ ‘Jeuuuuuuhhhhhhhh’, schreeuwt het plein.

Dan begint het te hozen. Op het bordes klappen zwarte paraplu’s open. Beneden zwaaien de rood-witte varianten heen en weer. Het Geuzenlied wordt keihard ingezet alsof zo de bui kan worden verdreven.

Na de reveille grijpen veel zangers al naar de eerste haring met uitjes. ‘Neuh, daar is het nog wel wat vroeg voor’, vindt Stolker. ‘Ik pak wel een broodje met kaas. Wel Leidse natuurlijk.’

‘Ik moet zo dat koetsje in, daarmee rijden we naar het Van der Werfpark voor het koraal.’ Als het weer begint te regenen, trekt de koetsier een overkapping over de notabelen heen. ‘Verrrrdomd’, roept een toeschouwer vanaf de stoep. ‘Het is een cabwwwrriooo.’

Onderweg wijst Stolker naar een emmer in de koets. ‘Tijdens de optocht krijgen we straks zoveel bier aangeboden. Die kun je onmogelijk allemaal opdrinken, want dan ben je meteen teut. Die gaan dus hierin.’

Stolker, Lenferink en het Vereenigingsbestuur staan voor het beeld van burgemeester Van der Werff en kijken uit over een rood-witte zee. ‘Ik ken de tekst van Leiden, stad van mijn hart niet uit mijn hoofd’, zegt dirigent Wim de Ru en hij bladert wat in zijn paperassen. ‘Boooeeeh’, brult de menigte, onmiddellijk gevolgd door gejuich als het lied toch wordt ingezet.

Hubert Mooiman (20, klassieke talen) scrollt op zijn smartphone langs de teksten. ‘Met het klassieke talendispuut M.F. wilden we dit een keer meemaken’, zegt hij. Louise van der Vlugt (18, klassieke talen) heeft zelfs alle liedjes uitgeschreven op papier. ‘Ik heb geen printer en ben een paar uur bezig geweest, maar ik heb de muziek erbij gezocht. Door de regen begint de inkt op het papier inmiddels wel flink uit te lopen.’

BRRRWWWWAAAPAPAPA. In een propvolle Waag klimmen de dames die de haring uitdelen op de tafels en beginnen te dansen en te zingen. Ze dragen rode handschoenen, op hun al deels besmeurde schorten staat ‘tonnières 2017.’ Er worden meer dan 35.000 haringen uitgedeeld vandaag. Aan de andere kant van de zaal liggen duizenden ‘Geusjes’: het wittebrood. ‘Je riskeert doofheid, maar dat heb ik er wel voor over’, zegt een Leidenaar met een pan in de hand.

De fanfare speelt een knallende versie van Land van Maas en Waal. ‘Krankzinnig leuk’, schreeuwt Stolker. ‘Dit is echt het hoogtepunt.’

De Vereenigingsstoet wurmt zich door het publiek naar een verhoging waar de eerste haring gekeurd gaat worden. Plots wijkt het publiek uiteen. Een man die zich zelf aan het filmen is, komt aanlopen. In zijn kielzog een flinke groep volgers. Mensen knipperen even met de ogen: is het hem? Ja, het is hem inderdaad: Frans Bauer.

Inmiddels is de eerste haring geproefd. ‘Beter dan ooit’, oordeelt Stolker.

Buiten de Waag staat een rij tot aan het Kort Rapenburg. Ergens ter hoogte van Quintus staat Jaap de Jong, hoogleraar journalistiek en nieuwe media, te wachten. Hij heeft een kop koffie in zijn en hand en een stuk appeltaart in de ander. De rij schrikt hem niet af. ‘Anders raak je toch maar je geld kwijt op de kermis.’

Stolker is inmiddels al weer op weg naar de herdenkingsdienst in de Pieterskerk. In de Lokhorststraat komen twee studenten met enigszins onvaste tred aanwandelen. Ze dragen allebei een badjas met daaronder een pyjama. De een heeft afgetrapte gympen aan, de ander pantoffels. Flinke wallen onder hun ogen.

‘Het was heel gezellig gisteren. We waren in café het Keizertje en zijn een beetje aangeschoten geraakt’, vertelt Karel Merks (18, internationale betrekkingen), die een kussensloop en een pannetje in zijn handen houdt. ‘Er was live-muziek en er kwamen oud-huisgenoten langs. Heel leuk allemaal’, aldus Fric Tanis (19, biomedische wetenschappen).

Merks: ‘Maar wat er na het Keizertje is gebeurd, weet ik niet precies meer. Ik ben alles kwijtgeraakt, mijn jas, mijn telefoon….

‘We wonen in Minervahuis Groenhavenstraat 3. Het is de bedoeling dat de eerstejaars al heel vroeg haring gaan halen, dat is traditie blijkbaar.’

Tanis: ‘We wilden in één keer doorgaan, dat is niet gelukt.’

Merks: ‘Oh, is er een hele lange rij? Dan denk ik dat we dit wel een beetje hebben verpest.’

In de kerk houdt predikante Karin van den Broeke ondertussen een ‘mooi verhaal over verbinding en vrijheid’, aldus Stolker. Ze studeerde rechten en theologie in Leiden en was tien jaar studentenpredikant. In haar dienst haalt ze de Leidse muurgedichten aan en verbindt die aan het zogeheten ‘Noodvers’ van Jan van Hout (de stadssecretaris tijdens het beleg), dat is aangebracht op het stadhuis: “Alst God den Heer verdroot, gaf hij ons weder broot.”

‘Nu gaan we een korenwijntje plonzen’, zegt een van de bestuursleden van de Vereeniging als iedereen de kamer van burgemeester en wethouders binnenloopt. ‘Daar sluit ik me bij aan’, aldus Stolker. Op de tafel staan naast de onvermijdelijke haring kleine glaasjes korenwijn. Stolker: ‘Even rustig beginnen, zo meteen krijgen we nog bier bij Minerva.’

Het barst van de bestuurders in de kamer. ‘Ik studeerde hier van 1976 tot 1983 theologie, was lid van SSR en roeide bij Asopos de Vliet’, zegt Commissaris van de Koning Zuid-Holland Jaap Smit. ‘Twee jaar geleden was ik voorganger bij de herdenkingsdienst. Ik heb een fantastische tijd in Leiden gehad, alleen jammer dat de faculteit theologie niet meer bestaat.’

Na het aperitief wordt er gegeten in de sociëteit van Minerva. Het menu: hutspot met klapstuk.

‘Ik heb het Ontzet al vaker gevierd, maar dit is de eerste keer dat ik er ’s ochtends vroeg al bij was’, zegt Sylvia Philippa (21, pedagogische wetenschappen) terwijl ze jus over de hutspot schenkt. ‘Zo’n bek vol haring is wel even wennen, maar wel lekker.’

Tijd voor de optocht. Stolker zet zijn hoed af en maakt zich los van de stoet. ‘Ik vind de burgemeester en wethouders onwijs leuke mensen’, zegt Stolker. ‘Maar naast dat het een feest van vrijheid en verbinding is, is het Ontzet voor mij vooral ook een familieaangelegenheid. Ik kijk dan ook liever met mijn gezin en familie naar de optocht, dan dat ik met de rest op de tribune zit. Het komt dan ook goed uit dat we nu naar een plek kunnen waar we alles uitstekend kunnen zien.’

Hij loopt langs de dranghekken en belt aan bij zijn dochter Mirjam, die samen met haar vriend tegenover de North End Pub woont. ‘Prachtig’, oordeelt hij, terwijl hij met een blikje Heineken in de hand over het Rapenburg uitkijkt. De zon is zelfs gaan schijnen. ‘En de andere kant op kun je Minerva op de Breestraat zien liggen. Perfect dus.’

De bel gaat en er druppelen gasten binnen waarvan er een aantal flink diep zijn gegaan op 2 oktober, ze schudden met kleine ogen Stolkers hand.

Ook de twee andere dochters van de rector arriveren. Een van hen pakt de rectorsketen en hangt deze om. Echtgenote en zus sluiten aan.

‘Ah, daar is de brwwwandweer’, roept Stolker. ‘Het gaat beginnen. Er komt een limousine langs met een fake Máxima en Willem-Alexander, geflankeerd door vier beveiligers. Daarna verschijnt er een reeks militaire voertuigen, die dan weer op de hielen wordt gezeten door Belle en het Beest en een Braziliaanse carnavalswagen vol schaars geklede danseressen.

‘Het thema “Parade Royale” slaat eigenlijk nergens op, maar dat maakt niet uit. Dat de Leidenaren klagen over de gaten die vallen in de optocht en dat ze het thema onzinnig is, dat hoort er gewoon bij. Maar ze blijven komen, ze zijn gewoon hondstrouw. Dat vind ik mooi.’