Wetenschap
Theedrinkers - Tuinslakken - Vrijpijn
donderdag 21 september 2017

Theedrinkers-DNA

Het drinken van thee leidt tot epigenetische veranderingen: chemische aanpassingen die genen bijvoorbeeld kunnen aan- of uitschakelen. Een team van de universiteit van Uppsala werkte samen met diverse Europese onderzoekers, waaronder Bas Heijmans van het Leids Universitair Medisch Centrum, om de gevolgen van thee- en koffieconsumptie in kaart te brengen. De resultaten staan in het vaktijdschrift Human Molecular Genetics, en zijn wat raadselachtig.

Zo is er geen effect gevonden voor koffie, alleen voor thee, en alleen bij vrouwen. Wellicht drinken die meer thee dan mannen, en is het daarom makkelijker om bij hen gevolgen te meten. Van de betrokken genen was al bekend dat ze een rol spelen bij de huishouding van vrouwelijke hormonen, maar of die veranderingen ook echt van betekenis zijn voor het lichaam is onduidelijk. En zelfs als dat wel duidelijk zou zijn, weet je nog niet of de gevolgen ook stand houden als je ophoudt met thee drinken.

Kortom: je kunt op basis van dit onderzoek niets zinnigs zeggen over de vraag of je moet stoppen of juist beginnen met thee drinken. Wat heb je er dan wel aan? Sommige bevolkingsonderzoeken suggereren dat er mogelijk lichte gezondheidsvoordelen aan theedrinken zitten, en deze studie zou kunnen helpen verklaren hoe die tot stand komen.

Tuinslak

De gewone tuinslak (Cepaea nemoralis) heeft een geel of roze slakkenhuis met zwarte banden. Biologen vinden het een leuk beest, want er zijn er lekker veel van, en er zit lekker veel verschil in de slakkenhuizen. Zo blijken tuinslakken in de duinen wat lichtere schelpen te maken dan hun soortgenoten op andere plekken.

Wat echter nog onduidelijk is, is hóe de kleur van zo’n slakkenhuis nou wordt georganiseerd. Wat is de achterliggende genetica, bijvoorbeeld? In biologenblad PeerJ maakt de Leidse biologiestudent Jesse Kerkvliet een begin met het in kaart brengen daarvan. Welke genen zijn er actief in het orgaan waarmee de slak aan zijn huis bouwt? Kerkvliet en zijn mede-auteurs vonden er zo’n driehonderd, waarvan in elk geval een gedeelte ook lijkt op genen die bij andere weekdieren betrokken zijn bij schelpvorming of -versiering.

Vrijpijn

Een vrij groot gedeelte van alle vrouwen – de cijfers variëren van één op de twaalf tot één op de vijf – heeft last van chronische pijn aan het geslachtsdeel. Dat kan nogal van invloed zijn op de levenskwaliteit in het algemeen en de kwaliteit van het seksleven in het bijzonder. 

Seksuoloog Moniek ter Kuile van het Leids Universitair Medisch Centrum onderzocht met Zweedse collega’s hoe vrouwen met zulke pijn omgaan met seks. Ze kunnen bijvoorbeeld seks ontwijken, of toch volhouden ondanks de pijn.

De respondenten die ontwijkingsverdrag vertoonden, hadden een grotere kans om bij de vervolgenquête, vijf maanden later, nog steeds of nog ergere vulvovaginale pijnklachten te hebben. Ter Kuile en co vermoeden dat een seksuologische blootstellingstherapie een betere manier is om van zulke pijn af te komen. Dat is het in elk geval wel bij vaginisme – onbewust aanspannen van de bekkenbodemspieren zodat de boel op slot gaat - , maar of dat bij pijn ook werkt, willen ze nog verder onderzoeken.