Wetenschap
Terugblik: Bestookt door warhoofden
De relativiteitstheorie klopt toch niet, Atlantis bestond toch, en iedere lijn is eigenlijk een 'krachtstraal'. Amateurtheoretici bestoken wetenschappers met woeste theorieën.  'Je vecht tegen gelovigen.'
Bruno van Wayenburg
donderdag 15 juni 2017

(Lees hier de pdf van het artikel uit Mare 15, 18 december 2003)

Tweeëndertig miljoen euro, zoveel moet Leids wiskundige prof.dr. Hendrik Lenstra inmiddels al overmaken aan meneer De Vries in Leeuwarden. Vindt meneer De Vries. Volgens hem heeft Lenstra onterecht een Spinoza-premie van drie miljoen gulden gewonnen, terwijl De Vries de beroemde stelling van Fermat bewees, en daarvoor niets kreeg. 

‘Het zogenaamde bewijs bestond uit twee blaadjes formules, met een diagrammetje erbij’, herinnert Lenstra zich. Sindsdien krijgt de getaltheoreticus om de paar maanden een boze briefkaart, met gironummer. Waarom het geld nog niet overgemaakt is? ‘Je tijd is op, Lenstra’, schrijft de afzender soms dreigend, en ‘genialiteit moet betaald worden.’ 

Af en toe verdubbelt het bedrag, voor straf, en altijd weer is er het diagrammetje dat het bewijs moet samenvatten. Voor de niet-ingevoerde: de legendarische stelling van Fermat werd in 1994 bewezen door de Britse wiskundige Andrew Wiles, na zeven jaar werk. Wiles werd de eerste echt beroemde wiskundige sinds jaren, en inspireerde misschien meneer De Vries tot zijn campagne. 

‘Soms zitten er rechtstreekse bedreigingen bij’, zegt Lenstra, die zich er toch niet erg druk over maakt. Zijn secretaresse heeft de politie er al eens bijgehaald, maar die zei dat ze niets konden doen als het hierbij bleef. 

Meneer De Vries is een extreem geval van een verschijnsel waarmee ieder wiskunde- of theoretisch natuurkunde-instituut ter wereld te maken heeft. De amateurtheoreet, of -onvriendelijker- de crackpot: een enthousiaste leek die ijverig bouwt aan zijn eigen fantastische theorieën. Meestal zonder enige opleiding, en altijd zonder zich te houden aan wetenschappelijke vereisten als duidelijkheid, toetsing aan experimenten, en voorspellend vermogen. 

Het resultaat: dikke pakketten vol formules, kleurige diagrammen, en stoutmoedige omverwerpingen van alle voorgaande theorieën. Op zoek naar erkenning stuurt de crackpot zijn resultaten naar een wetenschapper, of een enkele keer naar een krant of een universiteitsblad. Lenstra krijgt er zo één à twee per maand, Mare twee per jaar. 

‘Vaak zijn het heel beminnelijk gestelde verzoeken. Ik weet nog steeds niet goed hoe ik ermee om moet gaan’, zegt hij. ‘Enerzijds vind ik dat ik als docent aan een universiteit mensen fatsoenlijk te woord moet staan. Maar anderzijds kun je er geen goed aan doen.’ Een beleefde afwijzing lokt meer post uit, volgens Lenstra, ‘en wat in ieder geval niet helpt, is fouten verbeteren’. 

De precieze eisen lopen uiteen. ‘Ze hebben ook het idee dat ze geld voor kunnen krijgen voor hun ontdekking, en dat ze het geheim moeten houden, omdat we het anders inpikken.’ Anderen willen commentaar, publicatie in een vakblad, of een werkplek aan de universiteit. 

Overigens is er meestal geen touw aan de verhalen vast te knopen, ervoer Lenstra. Dus geeft hij het meestal maar door aan zijn promovendi, lacht hij besmuikt. ‘Die weten natuurlijk ook niet wat ze ermee moeten.’ 

Hoeveel amateurtheoreten-activiteit er in Nederland is, is moeilijk te zeggen. De meeste wetenschappers gooien zulke post ongelezen weg. 

Maar één regel is wel duidelijk: bekendheid werkt aanzuigend. ‘Als ik op tv ben geweest krijg ik meer’, merkte Lenstra, en prof. dr. Vincent Icke, bekend van kranten, radio en televisie, krijgt één à twee brieven per dag. 

‘Meestal doe ik er niets mee’, zegt Icke, maar erg dikke pakken papier met veel kleurenkopieën stuurt hij terug. ‘Die mensen hebben daar veel moeite en ook geld in gestoken.’ 

Er zijn drie mogelijke reacties op een reactie, weet hij inmiddels. ‘Mensen zien de reactie, ook al is hij negatief, als een aanmoediging, en sturen nog veel meer. Of ze proberen een redelijke discussie aan te gaan, “let u toch eens hier op”. En de derde reactie is boosheid, zo van “jij zit daar wel makkelijk, hè, van onze belastingcenten”. 

Veel verder gaat de agressie meestal niet, ‘de meeste gevallen zijn allerbeminnelijkste gepensioneerde heren’, benadrukt Icke. Maar een enkele keer wordt het link. Dan komt er iemand langs op het instituut, en één keer was er een brief met doodsbedreigingen. 

Aanvankelijk trok Icke zich daar weinig van aan, tot er iemand belde. ‘Die begon over de brief die ik deze man teruggestuurd had.’ De man zat inmiddels in de gevangenis in Leeuwarden. Justitie was zijn gangen aan het natrekken. ‘Toen heb ik me wel even onder de pet gekrabd.’ 

‘Het gaat deze mensen niet om het antwoord, maar om het ermee bezig zijn’, vermoedt Icke. Vaak zijn de pakketten prachtig vormgegeven, zit er enorm veel werk in. ‘Maar de essentie van de wetenschappelijke aanpak, waarin je verhaal intern consistent moet zijn, en in overeenstemming met experimenten, dat ontgaat ze gewoon.’ 

‘Ik heb er totaal geen geduld mee’, barst prof.dr. Carlo Beenakker uit op zijn werkkamer in het Instituut Lorentz voor Theoretische Natuurkundige, die om de paar weken post krijgt. ‘Er spreekt een enorme arrogantie uit als je denkt dat je met minimale middelen wel even kunt verbeteren waar duizenden briljante geesten dertig, veertig jaar van hun leven voor gegeven hebben.’ 

Bovendien pakken de crackpots nou nooit eens iets nuttigs bij de kop. ‘Kijk eens naar zo’n wetenschapsquiz, daar zitten hartstikke leuke problemen bij, waarmee je ook als amateur met basiswiskunde aan de slag kunt. En ik heb ook genoeg problemen waar ik een oplossing voor zoek. Maar nee, het is altijd het omverwerpen van de relativiteitstheorie en de geheimen van het heelal. Ik vind dat onuitstaanbaar. Ik zeg toch ook niet dat ik een medicijn tegen aids heb uitgevonden.’ Woeste theorieën gaan bij Beenakker ongelezen de prullenbak in. 

Anderen zijn milder in hun oordeel. ‘Ik vind dat niet zo erg, die arrogantie’, zegt Icke. ‘Je hebt het soms ook nodig in de wetenschap, dat iemand zegt: “laat mij maar effe”. Tijdens colleges wilde ik wel eens dat wat meer studenten het Spaanse lef van die mensen hadden, en een echt gek idee lanceerden.’ 

Volgens Icke is er een glijdende schaal van belangstellende amateur naar grootheidswaanzinnige, en op die schaal is misschien ook nog wel plaats voor de professional. ‘Je kunt erom lachen, maar wie weet wat ik was geworden met wél deze belangstelling, en níet deze opleiding en mogelijkheden.’ 

Sommige wetenschapsgebieden zijn een stuk minder gevoelig voor het crackpot-virus. Emeritus hoogleraar oude geschiedenis prof.dr. H. Versnel heeft er eigenlijk nooit te maken gehad, en ook moleculair bioloog prof.dr. Paul Hooykaas heeft er ‘wel van gehoord, maar nog nooit mee te maken gehad.’ 

De oogst van dr. Jan Sleutels, docent bij van wijsbegeerte, is ‘vijf boeken en zo’n twintig tot veertig stukken in tien jaar.’ En ook bij egyptologie ‘valt het wel mee’, vindt prof.dr. René van Walsem. Hij krijgt zo’n drie, vier per jaar keer post over De vloek van de Farao’s, Atlantis of Piramides. ‘Als ze over piramides gaan, noemen we die mensen “piramidioten”’, weet hij wel te melden. ‘In zijn jonge jaren’ wilde Van Walsem nog wel eens reageren met een correctie, bekent hij. ‘Maar daar neemt men toch geen genoegen mee. Je vecht tegen gelovigen.’ 

‘Alle rekeneenheden zijn terug te brengen tot lengte en tijd, ik voeg daar nog het krachtpunt aan toe’, verkondigt Walter Caulier uit het Belgische Destelbergen aan de telefoon. De gepensioneerde elektrotechnicus wil niet zozeer de bestaande natuurkunde omverwerpen, als wel het doceren daarvan drastisch eenvoudiger maken met zijn stelsel. Daarin is een punt voortaan een krachtpunt, een lijn een krachtstraal, een plat vlak een krachtveld en de driedimensionale ruimte een krachtsfeer. 

‘Ik ben hier al sinds 1978 mee bezig, zo af en aan, en kwam steeds uit op dezelfde formule’, zegt Caulier, die zijn resultaten naar verschillende universiteiten stuurde, waaronder de Leidse. ‘Soms krijg ik te horen dat het veelbelovend is, maar vaak vinden mensen dat ik te ver ga.’ Uit Leiden heeft Caulier nog niets gehoord. 

‘In Utrecht zijn ze op mijn werk ingegaan, maar ze zeiden dat bepaalde zaken nog onduidelijk waren. Of ik het wilde preciseren.’ Hij leest voor uit de afwijzingsbrief: ‘Natuurkunde is een uiterst precieze wetenschap, en vereist diepgaande studie, voordat men aan uitbreiding ervan kan denken.’ 

Een onbevredigend antwoord, vindt hij. ‘Ik heb het toch heel duidelijk uitgelegd.’ Toch heeft Caulier zich aan een nieuwe versie gezet. ‘Daarin wordt het verband met de oerknal nog duidelijker uiteengezet.’ 

De namen Walter Caulier en De Vries zijn gefingeerd