Achtergrond
Een redactie met ballen jankt niet
Mare bestaat veertig jaar. Dat is nog best een prestatie. Want het zag er lang niet altijd uit dat we die leeftijd zouden halen.
Frank Provoost
donderdag 15 juni 2017
Silas

11 augustus, 1977: HIER ZIJN WE DAN!

.

‘Wij zijn wel blij met de naam. Hij is kort, krachtig en zinvol.’ Als een trotse vader legt hoofdredacteur Bas de Jong in 1977 uit waarom de jury uit 143 inzendingen die ene naam heeft uitverkoren. ‘MARE. Een blijde mare of een droevige mare. Wij, van de redactie hopen in het algemeen blijde mare’s in ons kakelverse blad te vermelden.’

Maar, zo waarschuwt de voormalig redacteur van de socialistische krant Het Vrije Volk in zijn beginselverklaring, waarboven chocoladeletters ‘HIER ZIJN WE DAN!’ schreeuwen: ‘Wij zijn niet “His masters voice”. Wij hopen het bruisende en vitale wereldje van onze universiteit kritisch en opbouwend te volgen.’

Mare wordt de opvolger van Acta et Agenda. Dat blad, gemaakt door de dienst voorlichting, was voornamelijk gevuld met universitaire mededelingen, roosterwijzigingen, en tentamentijden en werd weer voorafgegaan door het Leids Universiteitsblad (LUB) dat om de week door studenten en professoren werd samengesteld.

Maar het moet professioneler, vond de universiteitsraad, en hoewel collegevoorzitter K.J. Cath geen voorstander is, krijgt de raad zijn zin. De ‘dwangconsumptie’ stond hem tegen, zegt Cath twintig jaar later in Mare: ‘Normale onafhankelijke bladen werken met abonnees, die ook voor een ander blad hadden kunnen kiezen.’

In zijn welkomswoord op de eerste voorpagina (‘Van de hak op de mare-tak’) zegt hij dat diplomatieker: ‘Twintigduizend lezers, allemaal hopelijk uitgerust, zetten hun bril of vergrootglas gereed. Allen doordrongen van de noodzaak critisch te zijn. Geen abonnee uit eigen keus, maar consument, die het ongevraagde drukwerk in de bus krijgt, omdat het lidmaatschap van de Leidse universitaire gemeenschap dat vanzelf met zich meebrengt.’

‘Wij zijn ook verheugd’, juicht De Jong verder, ‘dat een aantal bekende Nederlandse schrijvers zoals Maarten ’t Hart en Boudewijn Büch hun medewerking aan Mare hebben toegezegd.’

Zoveel enthousiasme paste niet eens op een gehele pagina, want na vijf kolommen wordt een zin halverwege afgekapt met ‘(vervolg op pag. 16)’.

Daar volgt een profetische uitsmijter: ‘Nu zijn we er dan. De laatste voorbereidingen voor de verschijning van dit eerste nummer hebben zich ook niet altijd in rustig vaarwater voltrokken. Met name op het gebied van personeelswerving hebben zich, in verband met de vacaturestop op het bureau, de nodige moeilijkheden voorgedaan.’

En ook burgemeester A.J. Vis blijkt in de toekomst te kunnen kijken: ‘Me dunkt: een nieuw tijdperk breekt aan’, schrijft hij in zijn gelukwens op pagina 3. ‘Maar ook deze redactie zal op problemen stuiten.’

.

2 oktober 1986: Praesidium libertatis?

.

‘Critisch’, of niet: De Jong blijkt toch iets te braaf te zijn voor de rest van zijn redactie en houdt het na twee jaar voor gezien. Hij wordt opgevolgd door Quirien van Koolwijk, een journalistieke bloedhond die geen universiteitsraadsvergadering onbelangrijk genoeg vindt om er niet tenminste drieduizend woorden aan te besteden – ook als er eens een weekje niets wordt besloten. Dankzij contacten bij het ministerie van Onderwijs heeft hij geregeld landelijke primeurs over beleid en bezuinigingen – áltijd vergezeld met portretfoto’s van de bijna bejaarde bestuurders. Wie door de jaargangen bladert, staart in een goudmijn aan Blaudzun-brillen.

Maar Mare lag wel wekelijks op de Kamerbankjes, zouden redacteuren nog jaren zeggen. ‘Hij liet zien hoe het moest’, schreef oud-redacteur Gretha Pama tien jaar terug in Mare. ‘We waren er heel trots op. Maar de stukken kan ik niet aanbevelen, ze zijn nauwelijks nog leesbaar. Het waren lange, ingewikkelde artikelen zoals je die nu niet meer zou publiceren.’

Bovendien kon Van Koolwijk ook té tegendraads zijn, blikte zijn opvolger Margriet van Lith in dezelfde Mare-jaargang terug. ‘Een protestmars van tienduizenden betogers trok door Den Haag om te protesteren tegen de dienst Studiefinanciering, waar het zo’n zootje was dat 80 procent van de studenten al maanden zonder beurs zat. En Mare kopte: Gezeur over beurzen moet ophouden.’

Het waren ‘ontwrichtende berichten’, aldus historicus Willem Otterspeer. Mare ontwikkelde ‘een narrig soort distantie tegenover het studentenleven en de bestuursgremia’, schrijft hij in de Bolwerk van de Vrijheid (2008), de samenvatting van de vierdelige universiteitsbiografie (waarvan het laatste deel nog altijd moet verschijnen). ‘In het aftasten van elkaars gevoel voor humor hebben blad en universiteit nog steeds geen goed evenwicht gevonden.’

De grootste aanvaring met de macht beleeft Van Koolwijk als hij in september 1986 weigert een verklaring van het college van bestuur op de voorpagina af te drukken: daar staan immers al drie berichten van zijn eigen hand. In plaats daarvan verschijnt de tekst – waarin het college de bezuinigingen van minister Deetman veroordeelt - onderaan pagina 3 als ‘ingezonden mededeling’.

‘Onduidelijk bleef of het college hiervoor zou dienen te betalen’, foetert het bestuur cynisch op 2 oktober 1986 in een ingezonden brief: ‘Uw interpretatie van uw positie als onafhankelijk hoofdredacteur is dermate extreem, dat het blad zijn functie niet meer voldoende vervult.’

In een kort naschrift citeert Van Koolwijk de passages over onafhankelijkheid uit het redactiestatuut en wijst er verder op dat aan ‘praktische voorwaarden (lengte en tijdstip van inleveren)’ niet is voldaan.

En in het universiteitslogo dat naast het Mare-logo op de voorpagina prijkt, zet hij een vraagteken achter het Leidse motto: ‘bolwerk der vrijheid’. Daar staat nu voor één week: ‘praesidium libertatis?’

Mare’s eigen kleine Diekstra-affaire

.

‘Haalt het onafhankelijke universiteitsblad Mare ongeschonden het nieuwe millennium en - nog belangrijker - het lustrum van de Leidse universiteit?’ vraagt oud-hoofdredacteur Hans Ariëns zich in 2000 af in de bundel Altijd een vonk of twee, de Universiteit Leiden van 1975 tot 2000.

De titel van zijn bijdrage luidt veelzeggend: ‘Altijd gedonder bij Mare.’

Op dat moment dondert het omdat er plannen zijn om van Mare een tweewekelijks blad te maken, met minder nieuws en meer achtergronden en analyses. En vooral: met minder budget, en zonder hoofdredacteur - voortaan moet er een hoogleraar aan het roer staan. ‘Vijf van de zes redacteuren zijn in een bestek van een half jaar vertrokken’, treurt Ariëns. Maar aan de andere kant, zo troost hij: ‘Is het ooit anders geweest?’

Aanleiding van alle onrust was Mare’s eigen ‘kleine Diekstra-affaire, een soort nageboorte van de grote plagiaatkwestie’, zoals vertrokken hoofdredacteur Jos Palm het later zal verwoorden (‘Mijn lakeienmoment’, Mare 25, 27 maart 2003).

In de zomer van 1998 vraagt hij psycholoog René Diekstra als columnist. De hoogleraar heeft twee jaar eerder zijn functie moeten neerleggen na beschuldigingen van plagiaat. Maar volgens Palm kunnen studenten ‘wel degelijk baat hebben’ bij een ‘“vertel het aan Mona”-rubriek, waarin hij hun levensvragen helpt op te lossen: ‘“René weet raad” of zoiets.’

Om collegevoorzitter Loek Vredevoogd niet onnodig te verrassen, brengt hij hem wel even vooraf telefonisch op de hoogte. Uit beleefdheid.

Vredevoogd is ontzet. ‘“Dat nooit”, riposteerde de voorzitter. “Ik verbied het, desnoods laat ik de persen stoppen.” Ik, bereidwillige en goedgelovige zelfbedrieger, dacht dat ik als Gentleman iets meedeelde aan de opperGentleman, maar had mezelf gemanoeuvreerd in de positie van de hond die het baasje vraagt of hij naar hem mag bijten.’

‘Diekstra werd afgeserveerd, maar de verhouding met het college van bestuur bleef onder het vriespunt’, schrijft Ariëns. ‘Na een goed jaar Mare pakte Palm zijn biezen.’

.

6 september 2007: Praesidium ----------*

van de auteur kan de berichtgeving vanaf hier voor

sommige betrokkenen enigszins gekleurd overkomen.

.

In de zomer, vlak voordat Mare haar dertigste verjaardag viert, ploft er een envelop op de redactiemat in de Keizerstraat, met daarop de woorden: ‘VERTROUWELIJK’. Meestal smullen journalisten daarvan, nu niet. Want daar is het gedonder weer: het college van bestuur kondigt aan van Mare een tweewekelijks blad te maken, meer achtergronden, analyses en vooral: debat en opinie. En zonder nieuws: dat verzorgt de afdeling voorlichting namelijk al wekelijks in haar digitale nieuwsbrief.

Aanleiding voor de plannen is een lezersonderzoek dat via diezelfde nieuwsbrief is verricht en waaruit onder meer blijkt dat die nieuwsbrief onder de respondenten een paar procent bekender is dan Mare. Om het bloed nog wat verder op te koken zijn de plannen van het college ín het rapport van het onderzoeksbureau (dat uitsluitend is ingehuurd om de gegevens te analyseren) gevoegd, waardoor het lijkt alsof het empirisch verantwoorde aanbevelingen zijn.

De eerste krant van de 31e jaargang opent met een noodkreet: ‘Mare in gevaar’, en een echo naar het verleden: cartoonist Schot tekent het universiteitslogo waarin het laatste woord van het universiteitslogo met watervaste stift is doorgehaald: ‘praesidium  ---------.’

De redactieraad, die inhoudelijk waakt over de Mare-berichtgeving, schiet te hulp. ‘Het onderzoek waarop het besluit gebaseerd wordt, is een universiteit volstrekt en op alle fronten onwaardig’, zegt voorzitter en hoogleraar biofysische structuurchemie Jan Pieter Abrahams. ‘Het zou een bijzonder grote blamage wezen wanneer het college van bestuur op grond van zulk amateuristisch en vooringenomen onderzoek besluiten zou nemen.’

De landelijke media duiken op de zaak en universiteitsraad begint een petitie die behalve door studenten, docenten en hoogleraren, ook wordt getekend door oud-leden van het college van bestuur, prominente auteurs en politici.

Onder hen Mark Rutte, voormalig student-lid van de redactieraad, en op dat moment VVD-fractievoorzitter en net afgezwaaid staatssecretaris van Onderwijs. ‘Dit is heel ernstig’, zegt hij op 14 september 2007 in Mare. ‘Ik zie steeds vaker dat universitaire bestuurders op deze manier de macht naar zich toe proberen te trekken.’

Een paar dagen later laat het college weten dat het besluit wordt teruggedraaid. Rector Paul van der Heijden noemt ‘het jammer dat de redactie en de redactieraad van Mare dit innovatieve idee niet hebben willen oppakken en er de voorkeur aan geven de bestaande situatie te continueren’.

Op de redactie knalt de champagne. En ook de meeste oud-redacteuren, die ter gelegenheid van het dertigjarig bestaan om beurten een wisselcolumn schrijven, tonen zich tevreden. De meesten dan, want één professional againster geeft iedereen nog even een veeg uit de pan. ‘Een redactie met ballen gaat niet janken als de vijand (en dat is de universitaire bureaucratie per definitie) je probeert aan te pakken’, schrijft Quirien van Koolwijk op 4 oktober 2007.

Dat de redactie ‘alles maar zo’n beetje (wil) houden zoals het was’ kon hij ‘nog wel begrijpen’. Dat de redactieraad zich daarbij aansloot ‘stuit op veel minder begrip’. Maar dat er door het college voor ‘een beetje druk wordt gebogen’ is pas echt ‘bedenkelijk’. ‘Nog erger: je plannen afblazen en dan daarbij jammeren (…) schurkt tegen lafheid aan: dat is schuld van je onvermogen om te besturen afschuiven op de bestuurden.’