Achtergrond
Eenling in Het Legioen
Zondag wordt Feyenoord landskampioen, hoopt Mark Lievisse Adriaanse. Hij beschrijft de pijn van het Feyenoorder zijn, maar merkte ook dat zijn studie filosofie hem een andere supporter maakte. ‘Waarom juich ik als arme student voor elf miljonairs?’
donderdag 11 mei 2017
Ontredderde supporters, afgelopen zondag na de 3-0 nederlaag tegen Excelsior. 'Wij leven al jaren op hoop, niet op succes.' © Hollandse Hoogte

Het was een druilerige dinsdagochtend, vorig jaar april, toen ik de Reuvensplaats, dat vermaledijde gedrocht waarin filosofie huist, binnenwandelde in een Feyenoord-shirt. Twee dagen eerder had de club, míjn club, de KNVB-beker gewonnen, de eerste hoofdprijs sinds 2008.

Studiegenoten gniffelden toen ik iets voor half twaalf – het Leids kwartiertje werd vaak een half uur – voor het spreekgestoelte ging staan en losbarstte met een betoog over Kony2012, de online campagne om de Oegandese oorlogsmisdadiger Joseph Kony op te sporen.

Aan de hand van postkoloniale theorie en ‘epistemologisch geweld’ – een uit Foucault voortgekomen concept dat de vernietiging van niet-Westerse vormen van taal, kennis en macht beschrijft – oreerde ik anderhalf uur tegen de beweging.

Die dag was een uitzondering.

Niet dat ik mijn supporterschap in de vier jaar die ik in Leiden studeerde verhulde, zeker niet. Tijdens mijn bachelor politicologie kon ik uren over voetbal praten met Hans Oversloot, bij wie ik een fantastisch vak over Russische politiek volgde. Als ik hem tegenkwam in de supermarkt, hadden we het niet over Poetin, maar over Feyenoord.

Lotgenoten

Met studiegenoten had ik lange discussies over het kapitalisme en voetbaltactiek. Bij mijn master filosofie was voetbal een prima ijsbreker bij internationale studenten. Eén van mijn beste vrienden leerde ik kennen toen ik hem aansprak op het voetbalbroekje dat hij droeg. We bleken lotgenoten: supporters die al jaren leven op hoop, niet op succes.

Maar in een Feyenoord-shirt naar een werkgroep? Dat ging ook mij te ver. De universiteit heeft mores en een impliciet kledingvoorschrift. Je gaat ook niet in Feyenoord-shirt naar de kerk – tenzij die kerk De Kuip heet en je religie Feyenoord.

Vergis je niet: in Leiden wémelt het van de Feyenoorders. Na wedstrijden viel me altijd op hoeveel studentikoze kapsels er hier uit de trein stapten. Ik weet dat bij het corps regelmatig ‘Super Feyenoord’ wordt gedraaid. Bij dat opzwepende lied zingen alle Minervanen mee: ‘Super Feyenoord, you make us happy. Hé ho voor Feyenoord! En als ze scoren, dan laten we ons horen. Hé ho voor Feyenoord!’

Ik woon en studeer er sinds kort niet meer, maar Leiden, ik vond er goud als ik kiezels zocht – om Komrij aan te halen. Mijn studietijd was ascetisch, met meer boeken dan bier, meer avonden in de UB dan in de kroeg. Soms, als ik vreesde voor de uitslag, dook ik tijdens wedstrijden onder in die fijne rode fauteuils die er staan. Ik las er om de demonen van de wedstrijdspanning te verjagen. Terwijl elders in het land Feyenoord vocht voor een overwinning, verdwaalde ik in abstracties en overdenkingen. Verrukkelijke uren – zeker als ik na de wedstrijd weer op aarde landde en zag dat Feyenoord had gewonnen.

Dat winnen gebeurde gelukkig steeds vaker.

Het is een soort ingebakken kramp van Feyenoorders om alles lelijker te maken dan het is, maar feit is dat het met de club de laatste jaren steeds beter gaat. Terwijl ik me verrijkte met kennis, ging Feyenoord beter voetballen. Dat maakt de hoop op een landstitel ook zoveel groter. Feyenoord is niet meer de subtopper die voor de winterstop al weet dat het kampioenschap onbereikbaar is, maar een topclub die om de titel strijdt.

Rellen

Feyenoord en mijn studies zaten elkaar nooit in de weg. Ze verrijkten elkaar. Na een lange week in de boeken was Feyenoord een heerlijke afleiding. En het wegdromen in een boek was een fijne verpozing van de immer op de loer liggende stress om Feyenoorder zijn.

Maar mijn beleving als supporter veranderde wel. Het studeren maakte me autonomer, afstandelijker van massaliteiten. Collectieven en hun identiteiten ging ik meer wantrouwen. Met hun dwingende moraal kunnen massa-fenomenen als natiestaten, politieke partijen, en ja, ook voetbalclubs, aanvoelen als een confectiepak. Dat pak paste me steeds minder. Voetbalclubs zijn, bedacht ik na het lezen van het gelijknamige boek van Benedict Anderson, Verbeelde gemeenschappen. Geritualiseerd identiteitsdenken. Waarom daaraan meedoen?

Ik las Hannah Arendt en dacht aan haar toen de gevaarlijke gedachteloosheid tot rellen leidde. Ik stond ertussen toen in februari 2015 in Rome honderden flessen en stenen naar de politie vlogen. Iets later werd ik in een krappe steeg, waar we door de carabinieri met duizenden tegelijk in waren gejaagd, op mijn hoofd geslagen door een ME’er.

Het leverde me een hersenschudding op en een gemiste werkgroep. Kan gebeuren.

In dezelfde periode schreef ik mijn bachelorscriptie over Herbert Marcuse, een kritische Duitse filosoof. Ik las zijn fantastische One Dimensional Man en zag in voetbal ineens de verleidingen van het consumptiekapitalisme. Waarom juichte ik als armlastige student voor elf miljonairs? In slaap gesust door de schoonheid van hun spel, zou Marcuse zeggen.

Het was niet dat ik door mijn vorming in Leiden wegdreef van Feyenoord, want altijd bleef ik gaan. Maar soms voelde het alsof ik vervreemd raakte van de massaliteit van Het Legioen, de irrationaliteit van de clubliefde, de dwang van een sociale moraal. En aan de verleidingen van het moderne voetbal, symbool van het laatkapitalisme. Ik kijk het amper meer.

Maar Feyenoord, daar raak ik niet van los. Altijd bleef de hoop. Op succes, een landstitel, een glorietocht over de Coolsingel. Die is dit jaar, notabene het jaar dat ik Leiden achter me liet en naar Amsterdam verhuisde, groter dan ooit. Na de nederlaag bij Excelsior afgelopen zondag balanceer ik ergens tussen de hoop dat het lukt en de vrees dat het zondag tegen Heracles definitief mis gaat.

Reddeloos

Marcuse werd vaak verweten dat hij zich een autonome positie veroorloofde die hij anderen ontzegde – zíj waren immers radartjes in het wiel van het kapitaal. Waarom zou ik me wél kunnen onttrekken aan de irrationaliteit van de massa, eenling in Het Legioen kunnen zijn?

Dat kan natuurlijk niet.

Zondagmiddag, na de nederlaag bij Excelsior, ging ik op in de massale teleurstelling. Hoofd gebogen, schouders naar beneden, arm over elkaar heen liepen we met tienduizenden tegelijk De Kuip uit. Zo moet een communist zich gevoeld hebben na de val van de Muur, dacht ik. Reddeloos, omdat alles waarin je geloofde weg lijkt te vallen.

En als we zondag dan wel winnen, ga ik op in de massale vreugde. Met een kampioensschaal gaat elke Verlichtings-pretentie van autonomie overboord. De dag erna zal ik met honderdduizenden op de Coolsingel staan.

Dat is vanzelfsprekend, ik kan niet anders. En zing dan, als onderdeel van een massaal koor: ‘Niets is sterker dan dat ene woord. Feyenoord. Míjn Feyenoord.’

Mark Lievisse Adriaanse studeerde politicologie en filosofie in Leiden en volgt nu de master journalistiek aan de Universiteit van Amsterdam