Studentenleven
'We wisselen eigenlijk nooit'
donderdag 6 april 2017
© Merlijn Doomernik

Johannes (links op de foto): ‘Zenuwachtig? Nee hoor, nog niet...’

Klaas: ‘Ik heb het een beetje geparkeerd tot deze week, maar hoe dichterbij het komt, hoe zenuwachtiger ik word. Mijn vrouw gaf me een stuk van een onderzoeker uit Nijmegen, waarin staat dat promovendi daags van tevoren wel last krijgen van de zenuwen. Nogal een open deur, maar het is wel waar.’

Johannes: ‘Klaas wilde al in februari promoveren. Toen zei ik: dat ga ik niet redden, doe maar juni. Het werd april. Het kostte nog heel wat stress om alles af te krijgen We hebben voor alle vrienden en familie een bus geregeld. Ik promoveer ‘s ochtends in Leiden, rond één uur rijden we voor Klaas’ promotie naar Utrecht. Dan is ‘s avonds ook het feest.’

Klaas: ‘Ik heb experimenteel onderzoek gedaan in Utrecht, grotendeels in het lab. Er ontstaat een zuurstofarm gebied op de plek waar wordt geopereerd, en dat zorgt ervoor dat overgebleven kankercellen juist sneller gaan groeien.Daarbij heb ik onderzocht welke veranderingen in een cel optreden die deze agressieve groei bewerkstelligen. Tevens heb ik bestudeerd hoe deze groei kan worden tegengegaan met speciale medicatie.’

Johannes: ‘Mijn onderzoek gaat over verhouding tussen de kwaliteit en kosten van zorg. Ik heb onderbouwd dat het leveren van kwaliteit gepaard kan gaan met een reductie in kosten.Daarnaast hebben we gekeken of naar bepaalde subgroepen, zoals oudere patiënten. Die zijn duurder dan jongere patiënten, of mensen met een makkelijker te verwijderen tumor. Maar ziekenhuizen krijgen per patiënt nagenoeg dezelfde beloning van de verzekeraar. Ik doe een voorstel om dat systeem aan te passen. Je zal het wel niet geloven, maar dat het allebei over darmkanker gaat, is toeval. Het zijn totaal verschillende onderzoeken.We zouden elkaars verdediging niet kunnen doen.’

Klaas: ‘Ik denk dat we dan keihard door de mand vallen. Overigens hebben we nooit echt van plek geruild. Dat had ook niet zoveel zin. We zijn een tweeling, dus we zijn allebei in ongeveer dezelfde dingen even goed.’

Johannes: ‘Aan het begin van onze studietijd kwamen tijdens de ontgroening of in huis soms mensen tegen die niet wisten dat wij een tweeling waren. Als je dan zei: “Ik ken je helemaal niet”, antwoordden ze: “Gozer, we hebben gisteravond nog bier gedronken!” Als ik collega’s van Klaas tegenkom op congressen, en ze beginnen tegen me te praten, zeg ik meteen: “Je bedoelt mijn tweelingbroer.” In het begin werd ik soms omhelsd. Als je uitlegt hoe het zit, is dat meestal toch wel grappig.’

Klaas: ‘Het gebeurt zo vaak. Het hangt er een beetje vanaf in welke hoedanigheid ik ben , maar soms ga ik een tijdje mee in het idee dat ik Johannes ben, en kijk ik waar het schip strandt.’

Door Anoushka Kloosterman