Columns & opinie
Opinie: De onzichtbare roze olifant
Moraal heeft niets met een opperwezen te maken, betoogt Matthijs van der Laan. Juist secularisatie heeft geleid tot een opmars van emancipatie, gelijkwaardigheid en tolerantie.
donderdag 30 maart 2017
‘De barmhartige Samaritaan’ geschilderd door Vincent van Gogh in 1890.

In zijn reactie op mijn stuk trekt professor Oosterkamp alles uit de kast: van het weglaten van argumentatie (‘Ik heb daar veel redenen voor die voor niet-religieuze mensen niet altijd even gemakkelijk in te voelen zijn’) tot cirkelredenatie (het geloof in God vloeit voort uit teksten die dit geloof versterken) en zelfs de rechtsstatelijkheid van het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie (‘Dogma’s zijn gezond’).

Het meest in het oog springend is zijn slotargument, waarin hij stelt dat elke generatie werkt aan haar eigen uit de Bijbel gedestilleerde dogmatiek: elke generatie wordt immers met nieuwe ontwikkelingen geconfronteerd.

De oxymoron “veranderende dogmatiek” in ogenschouw genomen, vraag ik me af hoe Oosterkamp dit als tegenargument beschouwt: het is immers precies mijn punt dat elke moraal, inclusief de religieuze, altijd aan verandering onderhevig is. Als de moraal die tweeduizend jaar geleden door een onveranderlijke god is aangereikt niet afdoende blijkt voor de huidige ontwikkelingen kunnen we concluderen dat deze god ófwel niet onveranderlijk is, ófwel niet oppermachtig.

Oosterkamp plaatst de meeste vraagtekens bij de mogelijkheid van een seculiere moraal en meent dat bepaalde inzichten over moraliteit mensen niet van nature toevallen. Ik stel me zo voor dat hij hiermee de ideeën over goed en kwaad en de regels omtrent gedrag in de Bijbel bedoelt. Ik meen echter dat die meer inherent zijn aan een sociaal systeem dan dat ze een product zijn van een christelijke god.

Als we kijken naar de tien geboden, het fundament van de christelijke moraliteit, valt vooral de schokkende universaliteit op. De eerste helft heeft nog niet zoveel met moraliteit van doen en behelst vooral de manier waarop de relatie met God vormgegeven dient te worden. De tweede helft staat aan de basis van elk sociaal systeem waarin mensen naast elkaar leven. In gemeenschappen onder de vermeende leiding van Zeus, Osiris, en Wodan was moord ook niet bon ton. Diefstal en leugenachtigheid zijn evenwel een probleem bij moslims, boeddhisten, hindoes en niet te vergeten seculieren. Moeten we concluderen dat de christelijke god ook in deze geloven een vinger in de pap heeft? Het lam in schaapskleren, wellicht?

Een treffend voorbeeld vinden we in de Bijbel en de manier waarop Jezus in het Nieuwe Testament het idee van naastenliefde uitlegt. Aan de hand van de parabel van de barmhartige Samaritaan wordt een vermeend christelijke waarde uiteengezet. De ironie is duidelijk: om uit de doeken te doen hoe een christen zich dient te gedragen volgens de regels van God wordt gebruikgemaakt van een figuur die een ander geloof aanhangt.

Ik kan, zelfs als ik de Bijbel als bewijs gebruik, dus niet anders dan tot de conclusie komen dat de morele regels die volgens Oosterkamp niet van nature in de mens voorkomen juíst voorbeelden zijn van menselijk samenzijn. Om een succesvolle samenleving op te bouwen zullen de eerste afspraken moeten zijn dat je elkaar in leven laat, elkaar niet oplicht, en van elkaars spullen afblijft. Dat deze regels gedurende een groot deel van de geschiedenis gelden voor een enorme verscheidenheid aan politiek-religieuze systemen, vergroot alleen maar hun onafhankelijkheid. Hun nut blijkt immers over de gehele breedte van de menselijke beschaving.

Maar ja, dan blijft het punt: als de moraal niet van God komt, waar haalt de niet-gelovige dán zijn rechte rug vandaan?

Dat is omkering van de bewijslast: ik moet bewijzen waar mijn ethiek vandaan komt als deze níet afkomstig is van een onbewijsbaar opperwezen. Het is alsof ik stel dat er een onzichtbare roze olifant in de hoek van de kamer staat en meen dat ik gelijk heb als niemand kan bewijzen dat die er níet staat.

De seculiere moraal die ik aanhang is inderdaad grotendeels die van de meerderheid. Ik meen dat deze op humanisme gestoelde en veranderlijke moraal minder aan ontsporing onderhevig is dan haar religieuze tegenhanger, die nog wel eens in extremisme wil vervallen. De notie dat een moraal arbitrair, mager, en weinig vertrouwenswekkend is omdat deze niet afstamt van een opperwezen is pertinent onjuist: integendeel! Gebaseerd op principes van vrijheid en gelijkwaardigheid is er op deze moraal altijd reflectie mogelijk en wordt deze constant door debat verbeterd. Met de steeds verder oprukkende secularisatie zien we de afgelopen 250 jaar een ongekende opmars van emancipatie, gelijkwaardigheid en tolerantie.

Oosterkamps notie dat een moraal dient om het onderscheid te maken tussen goed en kwaad is onjuist: het is de vormgeving van de zoektocht naar een manier om zo prettig mogelijk met elkaar samen te leven.

Matthijs van der Laan volgt de researchmaster Literary Studies

Dit is het vierde en laatste deel in een briefwisseling over God en moraal op onze opiniepagina’s naar aanleiding van het debat tussen Arjen Lubach en Gert-Jan Segers. Lees de discussie terug: