Studentenleven
'Mijn ma vroeg of ik op vrouwen viel'
donderdag 23 maart 2017
Foto Taco van der Eb

Mirella Lindström (24, psychologie, middenonder): ‘Eind 2014 trainden twee vrouwen mee met het mannenteam. Ze hadden al eerder gerugbyd en wilden ermee doorgaan. Leiden had wel een vrouwenteam (Diok, red.), maar dit was geen studententeam. Zij hebben er dus eentje op poten gezet. Daarna volgden de eerste open trainingen. De mensen die het leuk vonden zijn gebleven. Ik zei dat ik maar voor één keer zou komen, ik deed het om een vriendin te plezieren. En nu ben ik de voorzitter.’

Sofie Bastiaansen (18, politicologie, rechtsonder): ‘Hoewel wij een studentengezelschap zijn spelen we niet alleen tegen andere studenten. Daarvoor is het vrouwenrugby nog veel te klein.’

Lindström: ‘Begin 2015 hadden we een team, LSRG Ladies, en begonnen we officieel met trainen. De coach dacht de eerste drie maanden dat ik rugby helemaal niet leuk vond. Ik was gewoon bang, maar ik heb me er overheen gezet. Officieel zijn we een gezelschap, een subvereniging, van Minerva. Maar iedereen is welkom.’

Iris van Gorp (24, master North American studies, rechtsboven): ‘We hebben een hele goede band met Minerva. Als we willen borrelen of vergaderen, faciliteren ze dat.’

Bastiaansen: ‘Ons doel is wel om uiteindelijk uit te groeien tot een volwaardig studententeam. Wij hebben zo’n 17 leden en je hebt er voor een wedstrijd 15 nodig, zonder wisselspelers. Daarom spelen we onze wedstrijden samen met Diok in een ‘normale’ competitie.’

Lindstöm: ‘We spelen met en tegen vrouwen tussen de achttien en de vijftig.’

Van Gorp: ‘Dat geeft een leuke combinatie van mensen, helemaal niet belemmerend. Na de wedstrijd gaan we gewoon allemaal samen bier drinken.’

Bastiaansen: ‘Die vrouwen van vijftig drinken vaak een stuk sneller dan wij.’

Van Gorp: ‘Het is soms lastig om nieuwe leden te vinden, aangezien er nogal wat vooroordelen tegenover vrouwelijke rugbyspeelsters bestaan. Aan de andere kant is de sport wel aan het opkomen. Steeds meer jonge meisjes gaan rugbyen. Het is nu alleen wachten en hopen dat zij in hun studententijd ook doorgaan.’

Lindström: ‘Veel mensen hebben nog steeds het idee dat enkel grote, lesbische vrouwen rugbyen. Veel meisjes denken meteen dat het niks voor hen is en hebben schrik voor het fysieke aspect. De realiteit is anders: iedereen kan rugbyen. Wij zijn ook allemaal pas in onze studententijd begonnen. Je leert het heel snel.’

Bastiaansen: ‘Mijn moeder vroeg of ik op vrouwen viel toen ik ging rugbyen. Veel meisjes hebben tijdens de El Cid-week wel interesse en vinden het leuk. De stap om te komen trainen durven ze dan uiteindelijk niet te zetten. Je moet natuurlijk wel tegen een stootje kunnen, maar daar wen je ook heel snel aan.’

Van Gorp: ‘Mijn vriend moest er ook eerst een beetje aan wennen. Veel mannen vinden het nog steeds vreemd. Je hebt wel altijd meteen een gespreksonderwerp, dat is wel weer een voordeel.’

Lindström: ‘Mensen denken meteen dat ze iets zullen breken. Wij hebben allemaal nog niet echt erge blessures gehad. Een teamgenootje van ons wel.’

Van Gorp: ‘Ja, die heeft haar duim gebroken tijdens het voetballen en haar schouder ontwricht tijdens het skiën.’

Victor-Jan Vanparijs