Wetenschap
Mediacratie? Dat valt reuze mee
Journalisten hebben maar beperkte invloed op nieuwe wetten, ontdekte de Leidse politicoloog Lotte Melenhorst.
donderdag 23 maart 2017
PvdA-senator Ruud Koole feliciteert minister Jet Bussemaker met de aangenomen Wet studievoorschot, in 2015. © Taco van der Eb

Door Vincent Bongers ‘Ik hou de media even op afstand en concentreer me op het debat’, zegt Ruud Koole. Het is dinsdag 20 januari 2015 en de Leidse hoogleraar politicologie en PvdA-senator loopt door de gangen van de Eerste Kamer. Cameraploegen achtervolgen hem en journalisten hebben zich tactisch opgesteld om hem op weg naar de vergaderzaal te kunnen onderscheppen. Maar de senator laat niets los.

In de avond stemt de Kamer over de Wet studievoorschot, beter bekend als het sociaal leenstelsel. De Tweede Kamer heeft de wet al goedgekeurd, nu is het aan de senaat. Koole is in de pers kritisch geweest op het voorstel dat is ingediend door partijgenoot Jet Bussemaker, de minister van Onderwijs. En dus wil iedereen weten: gaat hij als dissident tegen het leenstelsel stemmen en zo de coalitie in de problemen brengen?

Politicoloog Lotte Melenhorst promoveerde dinsdag op een onderzoek naar de invloed van de media op de inhoudelijke behandeling van wetsvoorstellen, waaronder die over het studievoorschot. Verder richtte ze zich ook op de Wet normering topinkomens en de Wet werk en zekerheid.

De media hebben vaak geen interesse in hoe een wet inhoudelijk tot stand komt, zegt ze. ‘Slechts 22 procent van de wetten krijgt media-aandacht. In de drie casestudies in mijn proefschrift is er wel contact tussen Kamerleden en journalisten. Maar de media zitten niet bovenop het proces, dat ook heel langzaam gaat. Het duurt soms jaren voor een voorstel wet wordt.’

Missen de media dan belangrijke wetten? ‘Dat moet haast wel’, stelt Melenhorst. ‘Ik heb me voornamelijk beziggehouden met wetten waarvoor juist wél veel aandacht was. Maar aan het begin van mijn promotietraject was er een wetsvoorstel dat betrekking had op de re-integratie van mensen die in de ziektewet zaten. Dat is niet voor iedere burger relevant, maar voor een grote groep wel. Daar was toen nauwelijks aandacht van journalisten voor.’

Melenhorst durft niet te zeggen dat media nooit invloed hebben op de behandeling van een wet. ‘Maar ik heb het niet vastgesteld in de drie voorstellen in mijn onderzoek. Deze processen zijn niet heftig gemediatiseerd. Het komt nauwelijks voor dat aan de hand van krantenartikelen amendementen worden ingediend.’

Media spelen wel op een andere manier een rol. ‘Kamerleden zien vaak punten in een wetsvoorstel waarover ze zich zorgen maken. Als journalisten zich daar ook op storten, dan kan dat een parlementariër motiveren om er werk van te maken: het “klemtoon-effect.”

Waar waren de journalisten?

'De mediastorm breekt vaak pas los ná invoering van een wet, als blijkt dat er allerlei probleemgevallen zijn. Dan zijn er felle debatten over het repareren van een wet. Dan hoor je soms: waar waren de journalisten toen het voorstel werd behandeld?’

Bij het studievoorschot zaten de media er wel bovenop. ‘Maar de woordvoerders hoger onderwijs van de partijen hebben zo’n goed netwerk dat ze alle belanghebbenden rond het leenstelsel allang hadden gesproken. Ze weten gewoon heel veel, beschikken over stapels rapporten en onderzoeken.’

Berichtgeving in de media is daarbij vergeleken relatief oppervlakkig. ‘Mijn resultaten zijn heel geruststellend voor mensen die zich zorgen maken over de “mediacratie” en denken dat politici slechts handelen naar de waan van de dag en alleen maar bezig zijn om op televisie te komen. Aan de andere kant krijgen journalisten soms het verwijt veel invloed op het beleid uit te oefenen. Dat valt dus reuze mee.’

En bij het leenstelsel was dat niet anders. ‘Die wet trok erg de aandacht omdat in december 2014 de Zorgwet van VVD-minister Schippers in de Eerste Kamer strandde. Drie dissidenten van de PvdA stemden toen tegen. Journalisten hadden pas op het laatste moment door dat de wet het niet ging redden. Toen dat bij het leenstelsel weer mogelijk leek, dachten ze: “Dit gaat ons niet nog een keer gebeuren.”

De belangstelling ging uit naar Koole. ‘Hij stond al in de schijnwerpers omdat hij op een onverkiesbare plek op de lijst was gezet door de PvdA. Misschien zou hij uit rancune wel tegenstemmen. Hij had het nodige over het studievoorschot gezegd in het Algemeen Dagblad; verzette zich “tegen het doorgeslagen rendementsdenken”’.

Verder hoopten studentenorganisaties dat de wet om zeep zou worden geholpen. ‘Zij plaatsten in december 2014 een paginagrote advertentie in De Telegraaf met de oproep: “Zijn er drie helden in de Eerste Kamer die ons willen redden? We weten dat jullie er zijn.”’

De tegenstanders van de wet en journalisten hebben bij elkaar de spanning dus flink opgevoerd, terwijl er tijdens het debat weinig spannends is gebeurd. Er zijn wel wat toezeggingen gedaan door de minister, met name over het in de gaten houden van de gevolgen van het leenstelsel. Maar ik heb geen enkele indicatie dat fracties iets anders hebben gedaan dan ze allang van plan waren.’

Dat blijkt ook tijdens het debat van 20 januari 2015. Het is al bijna middernacht als de Eerste Kamer eindelijk stemt over het leenstelsel. ‘Koole’, vraagt Kamervoorzitter Ankie Broekers-Knol. 

Vanaf de PvdA-bankjes in de zaal klinkt het: ‘Voor.’