Columns & opinie
Column: Mijn veel te lang paperpubliceerproces
donderdag 16 maart 2017

Tijdens mijn promotie heb ik vier papers geschreven. De eerste drie gingen redelijk vlot door de reviewmolen. Op moment van schrijven, bijna drie jaar nadat ik de eerste outline op papier had gezet, staat het vierde artikel pas online.

Bij uitstek een geschikt moment voor een anatomie van een veel te lang paperpubliceerproces.

Om te beginnen het schrijven zelf. Dat duurde ongeveer een jaar. Na zes maanden had ik een compleet manuscript. Helaas ongeveer tweemaal zo lang als geoorloofd. Klassieke fout.

Vervolgens hakte ik het artikel doormidden. Een nog klassiekere fout. Twee papers. Beiden veel te kort. Paper A beschreef de methode – een nieuwe set indicatoren om de flexibiliteit van een complex systeem te meten. Paper B beschreef vervolgens een casus waarop ik de nieuwe indicatoren uittestte.

Nu ben ik er nog steeds niet over uit of het überhaupt nuttig is een nieuwe indicator te bedenken. Als ik naar mijn eigen indicatoren kijk, denk ik: om in één enkel getal de dynamiek van een heel systeem samen te vatten, ja, daarvoor moet je perfect inzicht hebben in dat systeem. Wat ben je toch slim, Benjamin. Maar dan lees ik een indicatorpaper van een ander en dan denk ik: niemand heeft wat aan weer een nieuwe definitie van iets waarvan al veel te veel definities zijn. Ga toch eens echt onderzoek doen.

Omdat ik mijzelf uiteindelijk er niet van kon overtuigen dat iemand op mijn nieuwe indicatoren zat te wachten, stuurde ik een uitgebreide versie van casuspaper B op naar een journal.

Na een half jaar kwam de beoordeling terug: de eerste reviewer vroeg om minor revisions, en schreef aardig ‘The results are interesting and scientifically relevant, though I am unable to judge their novelty.’

De tweede reviewer was al wat minder enthousiast: ‘In my opinion the work presented is potentially interesting for publication. However, I think that major revisions are required.’

De derde opende zijn betoog met de volgende vaststelling: ‘Not enough to be considered as a publication’. Hij eindigde met: ‘The authors need to think deeply and broadly about the boundary and the appropriate approach for a study of this complex system. It requires more profound thoughts, discussion and methodological development.’

Afgewezen dus. Niet novel genoeg, tot daaraantoe. Maar gebrek aan diepgaande gedachtes? Niet goed genoeg nagedacht hebben over iets waarover ik een jaar heb nagedacht? Meer in de breedte én meer in de diepte denken? Dat is zo’n beetje de ergste belediging die je een promovendus kan toewerpen. En de methodische ontwikkeling had ik nu juist uit mijn paper gesloopt.

Gegrepen door een combinatie van irritatie en onzekerheid heb ik het artikel een jaar laten liggen. Vervolgens A en B weer samengevoegd – met meer nadruk op de methode, maar nog steeds vooral een verhaal over de casus – en teruggestuurd met de vraag of ze het nog een kans wilden geven.

Na vier maanden kreeg ik het weer terug, met slechts 1 beoordeling. Meer reviewers konden ze niet vinden, schreef de editor. Deze reviewer vroeg om major revisions. Hij kwam uit een ander onderzoeksveld, vond de casus totaal niet interessant en wilde juist meer nadruk op de methode, want die was ‘novel’. Bovendien stelde hij voor dat ik mijn inleiding zou herschrijven aan de hand van vijf van zijn slechts zijdelings relevante papers.

Ik herschreef het zodat de methode en casus netjes in balans waren, zette ‘Novel indicators’ pontificaal vooraan de titel, en stuurde mijn paper de wijde wereld in.

Is het geheel erop vooruitgegaan?

Ben ik aan het eind van de rit een betere wetenschapper?

Ik ben ambivalent.

Benjamin Sprecher is postdoc in Yale, en begint binnenkort als assistent professor bij het Centrum voor Milieuwetenschappen in Leiden