Wetenschap
Protestformules
Waar komen demonstranten vandaan? Socioloog en wiskundige Vincent Traag maakte wiskundige modellen van protesten, aan de hand van mobiele telefoondata.
donderdag 9 maart 2017

Ergens de afgelopen tien jaar waren er tenminste 39 demonstraties in het land. Misschien waren sommigen ervan zelfs wel rellen; zo specifiek zijn de gegevens niet. Waartegen gedemonstreerd werd, is geheim, en hoeveel mensen er waren is onbekend. Wat we wel weten: bij de grootste bijeenkomst stonden er 1105 mobiele telefoons aan.

Welk land het was, wil Vincent Traag niet vertellen, alleen dat het ergens in Afrika ligt. De onderzoeker van het Leidse Centrum voor Wetenschap en Techniekstudies (CWTS) kan al ook niet zeggen hoe hij aan de mobiele telefoniedata is gekomen. ‘Het liefst zou ik alles openbaar maken, maar dat kan niet bij zo’n gevoelig onderwerp. Daarom zijn we ook zo terughoudend over waar en wanneer dit is; we willen niet dat iemand op wat voor manier dan ook misbruik kan maken van deze gegevens.’

Traag: ‘Bij mijn eerdere studies naar mobiele telefoongegevens konden we wel zeggen om welk land en welke periode het ging. Maar je houdt hetzelfde probleem: data vrijgeven kan niet. Niet alle wetenschappelijke tijdschriften gaan daarmee akkoord, maar Physica A gelukkig wel.’

In dat vakblad beschrijft Traag – van huis uit socioloog en wiskundige – een aantal theoretische modellen voor demonstraties, gebaseerd op de Afrikaanse data. ‘Ik had dus al eerder dingen gedaan met telefoondata, maar veel sociale wetenschappers vonden de onderwerpen – bijvoorbeeld het aantal bezoekers bij concerten of voetbalwedstrijden – niet zo relevant. Demonstraties zijn dat voor deze mensen juist wel, maar het is vaak moeilijk om daarover gegevens te krijgen. Inschattingen van hoeveel mensen ergens waren zijn moeilijk te maken – kijk maar naar de discussie over de inauguratie van Donald Trump. Deze aanpak geeft daar wel inzicht in.’

Het inzicht bijvoorbeeld dat afstand een heel belangrijke rol speelt bij demonstraties, bijvoorbeeld. Traag: ‘Dat zie je eigenlijk direct al in de data, onze vraag is hoe je dat het beste in formules kan vangen.’ Een exponentiele formule met een ‘halfwaarde-afstand’ lijkt de gegevens vrij aardig te beschrijven. Voor elke negen kilometer afstand nam de kans dat iemand kwam af met vijftig procent.

Daar zijn twee verklaringen voor te verzinnen. De eerste is dat protesteren vooral een sociale bezigheid is: uit onderzoek naar demonstraties weten we mensen vrijwel uitsluitend komen als iemand anders dat van ze vraagt. Als Nederlandse wetenschappers een March for Science organiseren in Amsterdam, kom je daar eerder mee in contact als je in Amsterdam woont, dan in het Zeeuwse Terneuzen. De tweede reden dat afstand een rol speelt is nog basaler: van Terneuzen naar het Museumplein is zo’n vier uur reizen, en reizen kost meestal geld.

‘Allebei de verklaringen gaan op’, legt Traag uit. Het netwerk-effect lijkt ietsje belangrijker, ‘maar zelfs als je corrigeert voor contacten, neemt de kans nog steeds sterk af met de afstand. Het is handig om te weten hoe dat soort dingen samenhangen. Stel dat ik een demonstratie wil organiseren en ik heb maar beperkte middelen tot mijn beschikking, moet ik dan busjes huren om mensen te vervoeren, of moet ik mensen gaan bellen om te zeggen dat ze moeten komen?’

Nou? ‘Afstand is in elk geval echt een heikel punt, dus ik zou zorgen dat die overbrugbaar is. Als je het mensen gemakkelijker maakt om te komen, zal dat een hoop schelen.’ Al is het natuurlijk wel zo dat afstand in Afrika wat anders is dan in Nederland. ‘Die halfwaarde-afstand zal afhankelijk zijn van de transport-infrastructuur. Dat zal in Nederland meer dan die Afrikaanse negen kilometer zijn, al durf ik niet te zeggen hoe groot precies. Ergens in de orde van grootte van twintig tot honderd kilometer?’

In het artikel benadrukken Traag en zijn co-auteurs dat hun modellen nog een eerste stap zijn. ‘Ik zou heel graag de effecten van stadsgrenzen en natuurlijke barrières in kaart willen brengen, en onderzoeken of er verschillen zijn tussen mensen. Als je zou weten wie met wie contact heeft gehad, zou je kunnen bestuderen hoe de deelname aan protesten zich door een sociaal netwerk verspreid. Dat kan natuurlijk ook voor andere dingen dan demonstraties, zoals het meedoen aan een opruimactie of het bezoeken van een uitverkoop. Maar de data zijn lastig.’

Mede daardoor staat het onderzoek naar mobiele telefoongegevens bij Traag nu op een lager pitje. ‘Het is lastig om toegang tot de data te krijgen, het is lastig om er goed en verantwoord mee om te gaan, en het is lastig om erover te publiceren. Heel terecht, natuurlijk, maar het blijven barrières voor onderzoek. Jammer, want er zijn veel interessante dingen op te maken uit zulke gegevens.’

Bij het CWTS doet hij vooral onderzoek naar de manier waarop wetenschappers elkaars artikelen citeren: citatienetwerken in plaats van netwerken van demonstranten. ‘De wiskundige werktuigen die ik heb ontwikkeld, zijn voor van alles te gebruiken; ik heb ook wel eens meegeschreven aan een artikel over de verspreiding van koraallarven over een rif. Vanuit wiskundig oogpunt kunnen die werktuigen op allerlei netwerken worden toegepast; wat dat betreft is het een pot nat.’