Achtergrond
Het is een ongelijke strijd
Gemeenteraden worden opgezadeld met complexe dossiers en krijgen te weinig ondersteuning. Wetenschappers en praktijkdeskundigen debatteren vrijdag over de toekomst van de gemeenteraad. Mare sprak alvast enkele experts.
donderdag 26 januari 2017
Een volle publieke tribune bij de Leidse gemeenteraad, waar in 2014 werd vergaderd over het verblijf van de veroordeelde pedoseksueel Benno L. in Leiden Foto Taco van de Eb

Heeft de gemeenteraad toekomst?

Jaap Loots, praktijkdeskundige en schrijver van De gemeenteraad heeft geen toekomst (samen met Piet-Hein Peeters, 2013):

‘Ja, die is er zeker. Ik geloof echt in democratie. Maar er zijn wel problemen met de werking ervan. Dat heeft te maken met de partijen, die steeds ook een beetje partijpolitiek uitoefenen. En de vraag is of dat veel toekomst heeft. Ik geloof dat partijen meer bezig moeten zijn met betekenisvol verbinden, niet alleen met hun achterban.’

Klaartje Peters, hoogleraar Lokaal en Regionaal Bestuur in Maastricht:

‘Het is zeker geen hopeloze zaak. De titel van Loots’ boekje, De gemeenteraad heeft geen toekomst, was wat dat betreft wat te scherp, maar de onderliggende problemen zijn er sinds de verschijning niet kleiner op geworden. Ik zie zelf ook dat het in sommige opzichten niet goed gaat, en ik weet niet of raden in staat zijn om zich aan de eigen haren eruit te trekken. Er zijn veel uitdagingen, en hoe de toekomst eruit ziet, ligt ook aan wie de raadsleden gaat helpen bij hun taak.’

Hans Vollaard, universitair docent Nederlandse en Europese politiek in Leiden:

‘Vanuit democratisch perspectief zijn gemeenteraden geweldig. Zij vormen eigenlijk nog het enige platform waar je in het openbaar over politieke keuzes kan spreken. Kijk bijvoorbeeld naar lokale media, daarin is weinig debat over of de stad groener moet worden, of er meer migranten moeten komen, of meer geld naar de jeugdzorg. De gemeenteraad is het enige openbare platform voor dit soort discussies.’

Waar zitten de knelpunten?

Peters: ‘Zonder in een tranendal te vallen: er is eerder sprake van een verzameling van verschillende knelpunten. Zelf focus ik in mijn bijdrage op de zwaarte van de controlerende taken van de raad, en hoe weinig ondersteuning daarvoor beschikbaar is. Ook het type informatie dat raadsleden voorgeschoteld krijgen, maakt hun taak niet eenvoudig.’

‘In de jaarrekening staat bijvoorbeeld wat er in de begroting was voorgenomen, en wat daarmee is gedaan. Dat komt in een heel technocratische, slecht gestructureerde manier bij de raadsleden terecht, met een hele berg informatie. Om het goed te kunnen volgen moet je enorm puzzelen. Het oorspronkelijke doel van die verantwoording - vertellen waar het geld heen moest en waarom dat wel of niet is gelukt - dat verdwijnt in de procedure. Het gesprek daarover met het college komt daardoor niet op gang.’

Loots: ‘Pfoeh, heb je even? Ik vind niet dat die raadsleden het niet goed doen. Ze zijn snel defensief, merk ik: al dat gezeik op hun functioneren. En dat sentiment begrijp ik heel goed. Alleen ik zie iets anders: de kern van het probleem is dat gemeenteraden heel erg opgesloten zijn geraakt in het gemeentehuis. Ze krijgen te maken met enorm complexe regionale samenwerkingsverbanden, waar veel partners aan verbonden zijn. Denk aan woningcorporaties, of projectontwikkelaars. Daar zijn ze meer bezig met belangen en ideologieën, dan met het verbinden van al die partners. Dat is een enorm lastige opgave, dat verbinden.’

‘Raadsleden moeten nadenken over hoe ze een verbindende rol kunnen spelen, en minder sturen vanaf het politieke front. Je moet met al die partners praten over wat er op de agenda moet. Die agenda wordt nu gedomineerd door de partijen in het stadhuis, en is daarom helemaal niet meer in overeenstemming met wat de opgaven van de samenleving zijn.’

Vollaard: ‘Mijn pleidooi: gemeenteraad, jullie hebben een fantastisch orgaan voor debat en dialoog, waar volgens de spelregels minderheidsstandpunten worden beschermd, maar je moet meer mensen uitnodigen uit de maatschappij om als gemeenteraad te discussiëren: waar willen we heen? En dat niet overlaten aan het college of participatieprojecten, maar doe dat als gemeenteraad ook meer zelf.’

De gemeenteraad kan allerlei mensen uitnodigingen voor gesprekken. Dat kunnen patiëntenorganisaties zijn, ouderenbonden, milieugroeperingen, ondernemersverenigingen, hoteleigenaren of een directeur van de sociale werkplaats. Bij een probleem met jeugdzorg kan je huisartsen uitnodigen, die wel alles en iedereen zien en de gemeenteraad van specifieke informatie kunnen voorzien. Haal de informatie uit de gemeenschap. Dan heb je je eigen informatie om tegenwicht te bieden aan het college’.

Krijgen gemeenteraden niet te zware dossiers voor de kiezen?

Peters: ‘Het probleem zit niet per se in de ervaring van de raadsleden, maar in het gebrek aan ondersteuning. Sommige raadsleden zitten gerust acht, twaalf of zestien jaar in de raad. Kamerleden hebben bovendien ook te maken met gebrekkige ondersteuning. In Nederland lijken we daar gewoon niet zoveel voor over te hebben. Op lokaal niveau lijkt de disbalans daardoor nog wat scherper: honderden ambtenaren tegenover raadsleden, die toch een vorm van vrijwilligerswerk doen, met nauwelijks inhoudelijke ondersteuning. Het is een ongelijke strijd.’

Loots: ‘Met de decentralisatie zijn er echt geen euro’s bijgekomen voor ondersteuning. Dat vind ik een groot probleem. We decentraliseren wel taken, maar geen expertise en deskundigheid om de gemeentes sterker te maken. Je moet er wat mij betreft geen professionele politici van maken hoor, een lekenbestuur is goed, maar die zaken zijn zo complex, en dan te verwachten dat ze dat af kunnen doen met een paar honderd euro en een paar uur per week… dat vind ik wel heel naïef.’

Vollaard: ‘Ik ken gemeenteraadsleden die zich verdiepen in de stukken die ze van het college krijgen, maar het is belangrijk ervoor te zorgen dat ook hun eigen informatie in orde is.

‘Het voordeel is juist dat ze geen professionele politici zijn, en meer betrokken zijn bij wat er in de gemeenschap gebeurt. Ze zijn bijvoorbeeld leraar. Die praktijkkennis kunnen ze dan beter gebruiken. Daardoor houden ze meer voeling met de maatschappij.’

Als laatste, alvast een van de stellingen van het symposium: De opkomst van lokale politieke partijen versterkt de legitimiteit van de gemeenteraden.

Peters: ‘Uit onderzoek blijkt dat er allerlei sóórten lokale partijen zijn. Van protestpartijen tot degelijke bestuurspartijen. Op zich is het een goede zaak als er partijen worden opgericht die mensen aanspreken en die zich op hun zorgen en problemen richten. De ene partij is alleen wat constructiever, en de ander wat minder.’

Loots: ‘Nee, vind ik niet. Er wordt vaak gezegd dat het hebben van lokale partijen een teken is van gezondheid, dat lokale partijen zo goed zijn geworteld in de samenleving. Dat geloof ik niet. Lokale partijen hebben niet meer voeling, is mijn ervaring.’

Vollaard: ‘Ja, want je ziet dat lokale partijen in staat zijn om ook ontevreden stemmers te organiseren en nieuw leven in de lokale politiek weten te blazen. Ze hebben verhoudingsgewijs meer actieve partijleden, terwijl ze met echt lokale thema’s steun kunnen verwerven. Denk aan Leefbaar Rotterdam, de leden van die partij hebben duidelijk naar voren gebracht dat ze na zoveel jaren PvdA toch echt andere prioriteiten konden stellen.’

Door Anoushka Kloosterman en

Marleen van Wesel

Symposium: De legitimiteit van gemeenteraden in Nederland. 27 januari, Kamerlingh Onnes Gebouw, Lorentzzaal (A 1.44). 14.30 – 18.00. Aanmelden niet nodig.