Columns & opinie
Column: Tijd en toewijding
donderdag 15 december 2016

De Duitse filosoof Hans Blumenberg (1920-1996) mocht zich, hoewel voorzien van het roomse doopsel, vanwege zijn halfjoodse achtergrond in het Derde Rijk niet aan openbare universiteiten inschrijven. Bij gebrek aan beter studeerde hij theologie aan kerkelijke hogescholen, totdat het ook daarmee afgelopen was.

Later werkte hij elke week één nacht door om al die verloren jaren te compenseren en trok hij zich daarnaast vanaf omstreeks 1970 helemaal terug uit het conferentie- en beleidscircuit; hij wist dat lezen belangrijker is dan scoren. De spanning van levenstijd en wereldtijd werd zijn grote thema.

Ook ik houd van de nacht, en mijn proefschrift van lang geleden draagt bewust de titel Lebenszeit und Ewigkeit. In tegenstelling tot Blumenberg ben ik echter nooit ontvreemd geraakt van het katholicisme en beschouw ik mijn eigen studie theologie bepaald niet als tijdsverspilling, vooral omdat die zich grotendeels in Rome afspeelde en tot diepe vriendschappen heeft geleid.

Wat mij onverwachts als eerste papist na 430 jaar op de Leidse leerstoel Hebreeuws heeft gekatapulteerd, was in wezen een goede benoemingsadviescommissie ‘met een nog betere voorzitter’ (om diezelfde voorzitter te citeren). De rest is ijdeltuit-materiaal voor een autobiografie.

Net als mijn landgenoot koester ik wel een zekere obsessie met de verstrijkende tijd. De betekenis van alles wat uit dit leven voortvloeit, zit hem in de eenmaligheid. Toch kan geen wetenschap de contradictie oplossen tussen het oneindige streven van de geest en de universele ervaring van ouderdom, ziekte en dood. Vanwege de hoeveelheid mogelijkheden lijkt het ondanks de gestegen levensverwachting zelfs steeds sneller te gaan.

Om de oriëntatie niet kwijt te raken, kan men zich het beste op het beproefde richten. Voor mij is dat de dagelijkse, louterende omgang met de primaire bronnen en een vaarwel aan de nutteloze ambitie om al die zich herhalende secundaire literatuur na te jagen, conform een van de beste muzikale ‘huis- en levensregels’ van Schumann: ga meer met de partituren om dan met de virtuozen. Tevens moeten de helderste momenten gewijd worden aan de waardevolste activiteiten. Dat vergt soms compromisloze keuzes om de drie zuilen van een goed leven – autonomie, bezig zijn met intrinsiek zinvolle dingen en iets voor degenen betekenen die het meeste aan je hebben – in balans te houden.

Eigenlijk zouden deze drie aspecten juist op de universiteit uitstekend gerealiseerd kunnen worden; dat het vaak anders uitpakt, komt door controle, bezigheidstherapie en beoordelingen volgens volstrekt onwetenschappelijke standaarden. Desalniettemin zijn de geluksmomenten onuitroeibaar.

Het is als een diepzinnige parabel uit de Byzantijnse roman Barlaam en Joasaf. (De grondslag ervan gaat, onder meer via een Arabische vertaling, terug op het leven van Boeddha en heeft zich in de middeleeuwen in talrijke lokale versies verspreid – een schitterend voorbeeld van de reikwijdte van de kleine letteren.)

Een man wordt door een woeste eenhoorn achtervolgd, valt bij zijn vlucht in een bodemloze put met een vurige draak erin en redt zich op het allerlaatste moment door naar een boom te grijpen. Hij waant zich zeker, maar twee muizen, wit en zwart, knagen aan de wortels. Zo hangt hij tussen aarde en afgrond, kijkt omlaag, kijkt omhoog en is ten einde raad. De eenhoorn symboliseert de dood, de put de wereld, de draak de hel, de boom het leven en de muizen de tijd, dag en nacht. Maar uit een bijenkorf hoog in de boom druipt honing; hij vangt één druppeltje op, proeft de ongekende zoetigheid van het leven en vergeet álles.

Dat effect lijkt op de ervaring van de wetenschapper in de tredmolen: opgejaagd door de werkdruk, hangend boven een reorganisatie en blootgesteld aan wanbeleid en willekeur. En toch, de zaligheid die ontbrandt als een samenhang zich plots voordoet, is onvergelijkelijk. Zulke momenten zullen blijven ontstaan, maar men moet stug vechten om door lezen, denken, schrijven, doceren en intellectuele kwaliteit steeds voorop te stellen de nodige ruimte te scheppen. Daarvoor is Blumenberg beslist een beter rolmodel dan een of andere busybody.

Holger Gzella is hoogleraar Hebreeuwse en Aramese

taal- en letterkunde