Wetenschap
De woestijn leeft
Vanwege de oorlog moest archeoloog Peter Akkermans stoppen met opgravingen in Syrië. Hij belandde in een niemandsland in Jordanië. Maar vond er van alles.
donderdag 8 december 2016

‘Je zou denken, wat moet je daar? De afgelegen landen doen nooit mee. Iedereen gaat er vanuit dat daar niets te vinden is.’

Peter Akkermans wijst op een landkaart een gebied aan, in de vorm van een sikkel, dat delen van Israël, Egypte, Turkije, Irak, Iran, Syrië en het noorden van Jordanië omvat. ‘Alles draait om de Vruchtbare Halvemaan.’ Vanwege de vroege landbouw geldt het gebied als een goudmijn voor archeologen. ‘Niemand gaat ooit naar de woestijnen toe.’

Hij dus wel. Zijn onderzoeksgebied ligt in Oost-Jordanië. Hij kwam er noodgedwongen terecht. Akkermans werkte 25 jaar in Syrië, in Tell Sabi Abyad, waar hij op grote schaal opgravingen uitvoerde. ‘Maar door de oorlog moesten we verkassen. In 2011, een week voor ons vertrek, sloeg de vlam echt in de pan. Toen kon ik er niet meer heen.’ Een drama voor het onderzoek: in 2014 vertelde Akkermans aan Mare dat de jihadisten de loods, waarin vondsten lagen opgeslagen, hadden geplunderd.

Hij had altijd al interesse in randgebieden en belandde in een niemandsland, vlakbij de grens van Saoedi-Arabië. Vanuit een verlaten oliekamp speurt hij met een team van twaalf promovendi en studenten jaarlijks het lege woestijngebied af. Het kamp staat op instorten, en het ligt deels onder het zand, zegt Akkermans. ‘Maar we kunnen het goed gebruiken.’

Meter voor meter proberen ze het gebied van driehonderd vierkante kilometer te documenteren. ‘We zijn aan het pionieren’, zegt hij. ‘We willen het leven in dit gebied reconstrueren.’ Dat betekent: al het leven, van 9000 jaar voor Christus, tot nu. ‘De tekeningen van vrachtwagentjes die de nomaden nu maken, of een muntje uit 1973, nemen we ook allemaal mee.’

Al snel bleek dat het met stenen bezaaide, uitgedroogde woestijngebied talloze tekenen van vroeger leven vertoonde: sporen van een groen landschap, dat ooit drukbevolkt werd door nomaden, jagers en herders.

‘Op satellietbeelden – Google Earth is hier ideaal voor – zie je allerlei structuren. Er zijn sporen van muren, hutten of huizen, paadjes, grafheuvels en stallen.’ Maar dan blijven er nog vragen over. ‘Wanneer is het gebouwd? Wanneer is het verlaten? Voor dat soort vragen moesten we op de grond verder. Daar kwamen we details tegen die te klein zijn voor de satellietfoto’s.’

Op de grond troffen de archeologen onder meer duizenden stenen met inscripties en tekeningen aan. Het woestijngebied bleek vol leven te hebben gezeten.

‘De tekeningen zijn uitgekrast of uitgehakt, er zijn geen schilderingen. We zien veel kamelen, maar ook gazelles, struisvogels, leeuwen en hyena’s.’

En jachtscènes: ‘Mensen die met pijl en boog op de dieren schieten. Die zijn vaak voorzien van inscripties in Safaïtisch schrift met de namen van hun ouders, en voorouders. Dan staat er “naam, zoon van, zoon van, zoon van….” Dat gaat soms dertien generaties terug. Het heeft een enorm geheugen.’

Daarnaast onthullen de inscripties relaties van de mensen met andere volkeren in het gebied. ‘Op een steen staat: ik sta op wacht voor de Nabateërs [van het koninkrijk Nabatea].’ Het kan zijn dat ze huurlingen waren om handelsroutes te bewaken. Dat moeten we allemaal uitvogelen.’

Daarvoor moet hij onderzoeksgebieden combineren, zegt hij. ‘Het Safaïtisch schrift, bijvoorbeeld, is al in 1901 ontcijferd en er is veel studie naar gedaan. Maar vooral de “interessante teksten” staan in de belangstelling, lost van de context. De teksten die we nu hebben gevonden zijn op zichzelf niet zo interessant natuurlijk. Maar ze onthullen wel veel. Als je een tekst los van de context onderzoekt, en andersom, heb je maar het halve verhaal. Er zitten nu drie promovendi op het project: twee houden zich bezig met de teksten en de tekeningen, en een derde met de archeologie om het context te geven. Dat is nieuw.’

De tekeningen dateren van het begin van onze jaartelling. De andere resten zijn soms wel elfduizend jaar oud. ‘We moeten het wel met kleine aanwijzingen doen. En preservatie is een groot probleem. De lichamen in de grafheuvels liggen alleen maar onder stenen, dus door het weer, insecten en vocht zijn die helemaal verdwenen. Ook in de perfect bewaarde graven, die nooit zijn geplunderd, is soms alleen nog stof over. Dit is een plek waar een mens helemaal kan vergaan.’

Het landschap moet er heel anders hebben uitgezien. ‘We hebben houtresten gevonden, van zeven verschillende soorten houtsoorten, uit de derde eeuw na Christus. Die soorten hadden het hele jaar door water nodig. Waarschijnlijk hebben ze niet met bomen uit een ander gebied gesjouwd, want dat is tientallen kilometers weg. Het moet een stuk groener zijn geweest, met veel water, en misschien geen bossen, maar wel bosjes bomen.’

Dat ook woestijnen niet altijd woestijnen zijn geweest, bleek toen het afgelopen jaar, na jaren droogte, weer begon te regenen. ‘Meteen zie je dat er bloemen beginnen te groeien, en er grote waterplassen liggen. Het wordt een heel ander landschap. Daar hebben dieren dan ook weer iets te zoeken, en de nomaden ook.’

Hij vermoedt dat het gebied veel herders met kuddes, maar weinig boeren aan heeft getrokken. ‘Het ligt stampvol met stenen. Zelfs onze bergschoenen gaan helemaal kapot. Voor een boer zou het een tweede of derde keuze zijn. Maar anderen hebben juist ruimte nodig voor hun dieren om te grazen. Met misschien wat ad hoc landbouw op lager gelegen gebieden.’

Hij hoopt met het project een vergeten gebied tot leven te wekken.

‘Deze gebieden worden steeds buiten beschouwing gelaten. Dan krijg je een eenzijdig verhaal, alsof deze mensen niet hebben bestaan. Er zijn zoveel activiteiten die je mist, mensen die tekenden, schreven, en ook wensen en verlangens hadden.’

‘In veel verhalen wordt denigrerend over ze gepraat. Het zijn de barbaren, aan de marges van de koninkrijken. Die worden direct in het verdomhoekje gestopt. In de verhalen van Romeinen, bijvoorbeeld, zijn het alleen de stammen die de forten platbranden. Maar waren ze autonoom? Hadden ze interactie met steden? Hoe intensief was het contact? Dat weten we niet.’

Anoushka Kloosterman