Columns & opinie
'Die buitenlander' met zijn vondst
Ze hingen er allang, maar Matthi Forrer ontdekte ze: zes aquarellen van de Japanse kunstenaar Katsushika Hokusai. Japanse kunsthistorici zijn boos, of betwijfelen de vondst. ‘Ze denken toch: dit is onze Hokusai.’
donderdag 10 november 2016
Een van de zes werken van Katsushika Hokusai, die ten onrechte waren toegeschreven aan de schilder Kawahara Keiga.

Door Anoushka Kloosterman Tienduizenden bezoekers hebben langs de schilderingen gelopen, zonder te weten dat ze eigenlijk van de wereldberoemde Katsushika Hokusai (1760-1849) waren, die hier het meest bekend is van zijn prentontwerp De grote golf bij Kanagawa. Dr. Matthi Forrer deed de ontdekking en haalde daarmee in Japan alle voorpagina’s.

Twaalf jaar hingen ze in het Sieboldhuis, toegeschreven aan de schilder Kawahara Keiga. Maar eigenlijk wist niemand van wie de ongesigneerde kunststukken waren. ‘Ik dacht dat ze wel van een Westerse schilder móesten zijn, door het gebruik van perspectief’, zegt Matthi Forrer, die als senior onderzoeker verbonden is aan het Museum Volkenkunde, waar de werken nu in het depot liggen.

Dat bleek anders. In een archief in Duitsland vond de onderzoeker een inventarislijst van de Sieboldcollectie. Daarop stonden schilderijen nummer 88 tot en met 93 beschreven: aangezichten van Edo (het toenmalige Tokio), geschilderd door Hokusai, in Westerse stijl. ‘Ik dacht: die schilderingen ken ik. Het was dus gelukkig toeval: omdat ik de collectie in Leiden zo goed ken kon ik die link leggen. Ik heb die schilderingen altijd scheef bekeken, maar nu denk ik: dat kan niet anders dan een Hokusai zijn.’

Hij deed zijn bevindingen twee jaar geleden, maar wachtte ‘voor de impact’ met de onthulling tot hij ze kon presenteren op een driejaarlijks congres in Nagasaki, een stad in het zuiden van Japan die een sterke historische relatie heeft met Nederland en Siebold. ‘Als er in Nederland via Volkenkunde een persberichtje was uitgegaan, had niemand het gelezen. Door de reactie in Japan hebben de grote Nederlandse kranten er ook aandacht aan besteed.’

Bij de conferentie was onder andere de Japanse nationale nieuwszender NHK aanwezig, die het nieuwtje oppikte. ‘En toen stonden de volgende dag opeens alle grote media op de stoep. Het stond in alle kranten.’ Opeens beroemd dus. ‘Nou ja, beroemd, beroemd… ook wel berucht. De Japanse kunsthistorici zijn niet blij. Zij hebben een kritische houding over wat de Westerse archieven zeggen. Ze vinden dat deze stukken nauwelijks te vergelijken zijn met zijn oude werk. En de zijn ook ongesigneerd, dus ze vinden het niet bewezen. Dit maak ik mijn hele carrière al mee, dan nemen ze werk van mij over zonder mij in de bibliografie te noemen, bijvoorbeeld. Ze zien het toch als “hun” Hokusai.’

‘Ik ben wel zeker dat het echte Hokusais zijn. Ze zijn niet gesigneerd, omdat in de tijd van Siebold maar één Japanse schilder werk mocht maken voor de Nederlanders. Die moest hij dan van tevoren aan de autoriteiten laten zien. Hokusai mocht zijn werk dus niet aan Siebold geven. Dat weet men in Japan niet echt, maar is cruciaal. Waarschijnlijk hebben ze elkaar eens ontmoet en heeft Siebold hem verteld over het Westerse gebruik van perspectief. Hokusai moet toen gedacht hebben: “Dat kan ik ook.” Daarna heeft hij de schilderijen aan hem gegeven.’

Alsnog is er flink kritiek. ‘Japanners denken toch: dit is onze Hokusai. Op internetfora hebben mensen kritiek omdat “die buitenlander” zo’n ontdekking doet.’ Hij wordt ook positief benaderd. ‘Een vrouw die me op straat herkende en een foto wilde, bijvoorbeeld. En ik kreeg korting in een antiekzaak omdat de verkoper me op televisie had gezien. Maar ik ben hier in Japan dan ook erg herkenbaar, met mijn hoed, lange haar, en grote neus.’

Museum Volkenkunde onderzoekt nu of en wanneer de werken kunnen worden tentoongesteld. Ze doen onderzoek naar de lichtgevoeligheid. Niet nodig, zegt Forrer. ‘Vier van de vijf schilderingen hebben al zo lang in het Sieboldhuis gehangen. Als er schade aan zou komen door licht, is dat allang gebeurd.’

Volkenkunde-conservator Daan Kok zegt dat het museum het lichtonderzoek altijd doet bij nieuwe tentoonstellingen, ongeacht of ze al eerder ergens hingen. ‘We hebben de verantwoordelijk het erfgoed zorgvuldig te beheren, en die moeten wij nemen.’