Columns & opinie
Column: Alcohol is God
donderdag 10 november 2016

Ik drink geen alcohol. Niet bij het eten, niet op borrels, niet op feestjes. Op de universiteit wordt deze gewoonte met een mengeling van afkeer en verwondering bekeken. Velen zien in mij een louche onwetmatigheid in de formule van Het Studentenleven. Want waarom zou je niet drinken als je dat ook gewoon wel kunt doen?

Vaak denken mensen dat ik alcohol afsla uit eventuele religieuze overtuigingen. Een redenatie die me altijd al bijzonder heeft geboeid, aangezien enkele van de grootste drinkers die ik ken daarnaast fervent kerkbezoekers zijn. Met hippe christelijke studentenvereniging, pocketbijbel en allerlei ander merchandise dat daarbij komt kijken. Maar dan wel met twee biertjes per dag. Je bent immers student.

Anderen zoeken de redenen van mijn nuchterheid in de topsporthoek. Helaas is de enige sport die ik tot in de puntjes beheers mijn UB-kaart op cruciale momenten kwijtraken en dat zou me ook met alcohol wel lukken. Af en toe vragen mensen me of ik soms "uit principe" niet drink. Dat lijkt me eigenlijk wel wat. Om de zoveel tijd met je vuist op tafel slaan en met stemverheffing iets brallen over principes. Alleen komt zoiets vaak beter uit de verf met drank op.

Toen ik in Leiden kwam studeren maakte ik meteen kennis met de haast religieuze status van alcohol. In de introductieweek drinkt iedereen, op welk tijdstip en in welke vorm dan ook. In alle weken na de introductieweek ook. Alcohol is God en God is alcohol. ‘Hè, doe nou gewoon gezellig’, verzucht men regelmatig als er weer eens een dienblad met vijf bier en één ijsthee aankomt, of – nog zo’n klassieker – ‘maar je moet het leren!’ Ik heb ooit met een glas appelsap op een biercantus gezeten. Een bijzondere ervaring die me leerde dat de menselijke geest veel facetten kent en dat ik nooit meer naar een biercantus moet gaan. Ik ben ook wel eens apart genomen door iemand die me bezorgd vroeg of ik soms vervelende ervaringen met alcohol had. Om drank af te slaan moet je wel een heel goede reden hebben, is de gedachte. In Rusland, geloof het of niet, kijken ze daar anders tegenaan. Toen ik een semester in Sint-Petersburg studeerde kreeg ik na de ontboezeming regelmatig "Wauw! Een echte patriot!" als reactie. Al liggen daar ook allerlei wonderlijke ideeën aan ten grondslag die dit verhaal een heel andere kant op zouden leiden.

Drinken maakt ook in het verenigingsleven deel uit van de gebruiken – mores schijn je ze te moeten noemen als je er echt bij wilt horen – en kan alleen bij hoge uitzondering geweigerd worden. Probeer maar eens op een constitutieborrel te staan zonder glas bier in je hand. Of als toproeier met alcoholverbod de hoon van je dispuutsgenoten te doorstaan. Bestuursleden van verenigingen leren elkaar beter kennen door bestuurskamerkroegentochten, waarbij elk bestuurslid een voorraad drank inslaat en het bestuur van kamer naar kamer zwalkt.

In de Leidse studentencultuur is alcoholgebruik zo vanzelfsprekend dat niet-drinkers vaak met de nek worden aangekeken. Terwijl je prima zonder kunt. Je moet echter wel beschikken over een ijzeren wil om te volharden in je ongezellige dissidentschap. Anders staat er zo een biologische jenever-tonic met gemberbier voor je neus die je "echt wel op andere gedachten zal brengen." En dat moet je natuurlijk niet hebben. Ook zul je een waterdicht antwoord op de waaromvraag moeten verzinnen. Een vraag die mensen zoals ik minstens een keer per cola gesteld wordt. Waarom ik niet drink? Gewoon, daarom. Laat me.

Marit de Roij is student geschiedenis en Russische Studies