Wetenschap
Spitten in tandsteen
Neanderthalers aten ook planten, blijkt uit analyse van hun tandsteen. ‘Onze verwachtingen, gebaseerd op moderne jagende stammen, bleken niet te kloppen.’
donderdag 3 november 2016
Niet alles dat een chimpansee eet, zie je terug in 't tandsteen

Afhankelijk van hoe goed je eet en tanden poetst, is het goed denkbaar dat je meer gaatjes hebt dan alle Neanderthalers die ooit gevonden zijn bij elkaar. In de archeologische archieven staan zo’n 1250 Neanderthaler-tanden beschreven, waarvan er zes cariës hebben.

De tandartsboor is een oudere uitvinding dan je misschien denkt – in Pakistan zijn geboorde tanden van 9000 jaar oud gevonden – maar stamt van na, vlak na, de uitvinding van de landbouw. Pas toen werden grote hoeveelheden koolhydraten gemakkelijk toegankelijk.

De laatste Neanderthalers waren tegen die tijd al zo’n tienduizend jaar uitgestorven. In het algemene beeld van de oertijd gelden ze nog steeds als de tegenhangers van de moderne mens. Rondtrekkend, met primitieve speren jagend op levensgevaarlijke dieren als beren en wolharige neushoorns. Die werden bejaagd voor de vachten, maar vooral ook voor het vlees. Archeologen hebben zelfs lange tijd gedacht dat Neanderthalers vrijwel uitsluitend vlees aten; een Leids onderzoek plaatste ze ooit in dezelfde ecologische hoek als de oerhyena’s die in dezelfde tijd in Europa leefden.

Die aanname was ook niet zo vreemd: bij Neanderthaler-vindplaatsen liggen vaak enorme hoeveelheden botten en andere resten van de jacht. Analyse van stikstof-isotopen in de overblijfselen van de Neanderthalers zelf wees ook op een plekje bovenaan in de voedselpiramide.

Toch bleef het maar de vraag of de oermensen wel echt zulke strikte carnivoren waren. Plantenresten vergaan nu eenmaal sneller dan botten. Hetzelfde geldt voor de bijbehorende attributen: moderne jager-verzamelaars graven knollen op met weinig meer dan een stok met een punt eraan. Twintigduizend jaar later is een vuurstenen huidbijl nog keurig intact, maar zo’n graafstok niet.

De verhouding tussen stikstofisotopen in botten wordt vooral bepaald door het eiwit dat je eet – eiwit is gemaakt van aminozuren en daar zit stikstof in. Dierlijk voedsel bevat in de regel echter veel meer eiwit dan planten, dus dat overschaduwt het plantaardige gedeelte in het dieet. Bovendien vertoonden sommige Neanderthaler-tanden – maar lang niet allemaal –slijtagesporen, alsof de eigenaar langdurig op vezelrijk voedsel had lopen kauwen. Sinds het begin van dit decennium is steeds duidelijker geworden dat in elk geval sommige Neanderthalers hun vleesrijke eetpatroon aanvulden met plantaardig voedsel.

Promovendus Robert Power borduurde voort op het onderzoek naar Neanderthaler-tanden. Hij keek niet naar slijtagesporen, maar naar het tegenovergestelde: tandsteen. Tandplak verhardt zich na verloop van tijd tot tandsteen. Tandplak is een restant van wat iemand gegeten heeft, en sporen van die maaltijd blijven vastgelegd in het tandsteen tot de tandarts het verwijdert – maar die optie hadden Neanderthalers dus niet.

Wat valt er aan hun gebitten te zien? Voordat hij aan die vraag toekwam, wilde Power eerst weten hoe goed het tandsteenonderzoek werkt. Je wil een populatie waarvan je heel nauwkeurig weet wat ze gegeten hebben, en dan kijken in hoeverre het eetpatroon precies terugkomt in het tandsteen. ‘Er is maar heel weinig experimenteel onderzoek gedaan naar de vraag hoe representatief tandsteen is’, legt hij uit. ‘Het grote probleem is echter dat moderne mensen anno 2016 eigenlijk altijd wel toegang hebben tot modern eten. Het kan overal vandaan komen, en je weet niet welke chemische processen er plaats hebben gevonden in de fabriek, en welke in de mond.’

Daarom ging hij aan de slag met tanden van chimpansees. De Duitse Max Planck Gesellschaft, waar Power zijn praktisch werk uitvoerde, doet al sinds 1979 onderzoek naar een chimpansee-populatie in het Taï-oerwoud in Ivoorkust. Wetenschappers weten vrij nauwkeurig wat die dieren eten: onder meer kleine aapjes, waar de chimps gezamenlijk op jagen, en zo’n 250 soorten planten, waaronder keiharde noten die ze met stenen open kraken.

De chimpansee-tanden bevatten veel sporen van zetmeel. ‘Omdat ze hun eten niet koken, eten ze hun zetmeel rauw. Dan blijft het makkelijker bewaard in de mond’, aldus Power. Ook konden sommige planten uit het eten geïdentificeerd worden aan de hand van microscopische overblijfselen. Hoe ouder het dier stierf, hoe meer sporen er in het tandsteen te vinden waren. Al met al spreekt Power van een ‘variërende representativiteit’: je krijgt zeker informatie over het eetpatroon, maar je ziet zeker niet al die 250 planten op soortniveau terug in het tandsteen.

In een binnenkort verschijnend artikel in het Journal of Human Evolution laat Power zien dat ook uit Neanderthaler-tandsteen informatie valt te peuren: zetmeelresten, resten van iets dat waarschijnlijk een peulvrucht was, en de knolletjes van lelies. 

‘Vermoedelijk werden de planten vooral gegeten om bepaalde voedingsstoffen te leveren, en niet zozeer vanwege de calorieën. Eiwitrijk voedsel, zoals vlees, was een absolute noodzaak. There’s no way they could have not hunted. Wat we terugzien in het tandsteen van Neanderthalers klopt niet met wat we verwachten, op basis van het eetpatroon van moderne jagende stammen die boven de poolcirkel wonen. Ons beeld van de IJstijd is vaak dat Europa er toen uitzag als Siberië nu, maar dat klopt niet. Er was meer gras, meer zonneschijn, en meer plantengroei. Vermoedelijk leek het meer op de Serengeti dan op Alaska. Grote planteneters als mammoeten hielden het landschap open, en er was meer potentie voor jager-verzamelaars dan je misschien zou denken.’

Robert Power

Evaluating the dietary micro-remain record in dental calculus and its application in deciphering hominin diets in paleolithic Eurasia.

Promotie was 1 november