Studentenleven
Ophouden tot je uit elkaar spat
woensdag 21 september 2016

‘Het presenteergeweer is een automatisch machinegeweer en weegt zo’n vijf kilo. Je moet het twintig minuten vasthouden, dat is behoorlijk zwaar. Zeker als je daarvoor al drie uur moet staan’, vertelt Willem Vos (20, rechten). Samen met verenigingsgenoten van het Haagsch Studenten Schutters Korps (HSSK) loopt (in militaire taal: exerceert) hij mee in de optocht van Prinsjesdag.

Voorbereiding is onontbeerlijk, zegt Vos. ‘Zaterdag trainden we samen met andere studentenweerbaarheden. Veel oefeningen kenden we al. We doen erg ons best om geen fouten te maken. Je merkt dan wel dat wij wat serieuzer zijn.’

Serieus, dat zijn de leden van het HSSK zeker. Tijdens de mars wordt er op- noch omgekeken. En gezwegen, in tegenstelling tot de andere manschappen die hun passen kracht bij zetten door de maat (‘ÉÉN!-TWEE!-DRIE!’) of de pas (‘LINKS! RECHTS!’) mee te brullen. En terwijl even later, tijdens de Troonrede, onder het burgervolk achter de dranghekken boterkoek of Napoleonsnoepjes rondgaan, houden de weerbaarheden de wacht op het Binnenhof. ‘We moesten twee uur stilstaan’, zegt Daniël Hoekstra (21, geschiedenis) nadien. ‘Maar gek genoeg voelt het niet zo lang. Je raakt door het wachten een beetje je besef voor tijd kwijt. Ik probeerde te focussen door liedjes waarvan ik de tekst niet helemaal wist in mijn hoofd te herhalen. Dat waren onder andere Verdronken vlinder en Vrijgezel van Boudewijn de Groot. De exercitie was niet zo zwaar als de Nijmeegse Vierdaagse, maar het kwam wel in de buurt.’

Als na de koninklijke toespraak de manschappen weer naar buiten komen, is het vaderlandslievende publiek iets uitgedund. Het donkergroen van HSSK valt niet bijzonder op tussen de andere uniformen, op de oranje revers en de pluimen op de petten van de voorste lopers na. Erik Lammerts van Bueren (20, geneeskunde): ‘De uniformen kostten 1500 euro en hebben we in bruikleen van Defensie. Het dragen van zo’n pak is niet niks. Ik voelde me trots.’ Vos: ‘Je bent niet zomaar een individu, maar een deel van een groter geheel. Dat is best wel iets moois.’ Hoekstra: ‘Het is ook bijzonder dat mensen ineens meer vertrouwen in je hebben en naar je luisteren omdat je een uniform draagt.’

Enig nationalisme is de leden van HSSK niet vreemd. Vos: ‘Ik vind het belangrijk om iets bij te dragen aan de maatschappij. Ik wil later bij de overheid werken, en niet bij een bank, waar ik misschien meer verdien. Op die manier kan ik mijn steentje bijdragen aan de welvaart in Nederland.’

Hoekstra: ‘Prinsjesdag is eigenlijk een ongelofelijk nationalistisch feest, en heeft niet per se nut. Maar het is denk ik ook goed dat er een dag is waarop je je als land een eenheid voelt.’

Betreden van het Binnenhof is niet voor iedereen weggelegd. Maarten Wijnja (20, werktuigbouwkunde in Delft): ‘Sommige militairen moesten de wacht houden bij een tribune, of halverwege de route van het Malieveld naar het Binnenhof. Maar wij mochten als studentenweerbaarheid gewoon naar binnen. Dat is toch gaaf? Niet iedereen kan het trouwens aan, dat lange stilstaan. Ik zag vier mensen onderuit gaan. Dan komen er regelofficieren om die persoon af te voeren. Ze zijn er trouwens ook voor als er een meeuw op je schouder poept. Dan komen zij het eraf vegen.’

En wat doen de leden van HSSK als de nood hoog is? Wijnja: ‘Ophouden, ophouden, ophouden, tot je uit elkaar spat.’ Lammerts van Bueren: ‘Het ophouden is balen. Al zeggen sommige veteranen: je plast maar in je broek.'

Monica Preller