Studentenleven
'Zo vies. Ik durfde niets aan te raken'
Ruim zesduizend nieuwe studenten komen er dit collegejaar naar Leiden. Mare volgt hun inburgering, van de eerste kamer tot college, tentamen en gala.
Marleen van Wesel
woensdag 7 september 2016

Wie: Charlotte Wiersma (19)

Uit: Follega in Friesland

Studie: Economie en recht

‘Ineens rook ik een soort tostigeur’, vertelt Charlotte Wiersma. Ze had een lamp gekocht voor haar nieuwe studentenkamer en afgelopen zomer hielp haar vader met ophangen. Even dacht ze dat de lucht van buiten kwam, tot ze zich omdraaide. ‘Meteen mijn nieuwe huis bijna afgefikt! De lichtknop zat vast met tape. Niet voor niets: achter de oude lamp had de vorige bewoner een loshangend draadje afgedekt met papier en zilverfolie. En dat begon, als je de knop omzette, heel hard te fikken.’

In december wist ze wat ze wilde studeren. ‘Eigenlijk wilde ik heel graag naar Amsterdam. Veel vriendinnen zijn naar Groningen gegaan. Voor ons is dat gemakkelijk, vanuit Friesland. Maar Groningen leek me te simpel. Die stad kende ik al goed. Uiteindelijk werd het Leiden, want dit is de enige stad waar je deze studie kunt volgen.’

Aan haar kamerzoektocht begon ze na de eindexamens. ‘Het was de vraag of ik ingeloot zou worden. Er waren zo’n zevenhonderd plaatsen en twaalfhonderd aanmeldingen. Geen studie en wel een kamer, daar was ik een beetje bang voor. Toen heb ik me ook maar voor bestuurskunde ingeschreven.’

Wiersma: ‘Ik werd best vaak uitgenodigd voor hospiteeravonden, maar omdat het een uur en drie kwartier met de auto was, ben ik maar één keer geweest. We waren met z’n achten en na ons kwamen er nog eens acht.’

Ze werd niet uitgekozen. ‘In hospiteren had ik geen zin meer.’ Toen kwam ze op internet een makelaar tegen. ‘Ik zou met mijn moeder drie kamers bekijken en vervolgens moest ik snel reageren. Toen we in Leiden aankwamen, stond er echter nog een moeder met haar dochter voor de deur. Aaah, tóch concurrentie, dacht ik. Binnen troffen we een klein kamertje, waarin alle elektriciteitsdraden loshingen, er zaten scheuren in de muren, er lag een vies tapijt en de lamp was kapot. Maar het had wél mooie grote ramen.’

Een andere kamer was groter. ‘Maar zonder zulke ramen en een stuk duurder. We gingen ook nog naar zo’n vies huis, overal fruitvliegjes, volle prullenbakken en een overstromende wc. Ik durfde de deur niet eens aan te raken.’

Het werd dus de eerste kamer. ‘Met mijn vader heb ik het tapijt eruit gehaald. Daar kwam héél veel stof bij vrij. Ik heb astma en kon daarna dagenlang niet lekker ademen. Nu ligt er laminaat, de muren zijn geschilderd en de lamp werkt. Tijdens de El Cid-week heb ik er voor het eerst geslapen.’

Haar zes huisgenoten heeft ze nog niet veel gesproken. ‘Deze week is onze eerste huismeeting. Iemand die er al langer woont, vond het wel erg vies geworden. In vergelijking met die andere huizen vind ik het nog relatief schoon, maar een schoonmaakrooster lijkt me geen slecht idee.’