Studentenleven
Column: Vissenkom
woensdag 7 september 2016

Na afloop van een van mijn eerste colleges voelde ik me als een brein in een vat. ‘Brains in a Vat’ was namelijk waar we het over hadden: een gedachtenexperiment dat begint met het idee dat wij allen slechts hersenen zijn, maar dan aangesloten aan een supercomputer die de werkelijkheid voor ons nabootst.

Het deed me denken aan The Matrix. Je weet wel, die ene film met dat blauwe en dat rode pilletje: de keuze tussen een geruststellende illusie of de harde werkelijkheid. Iets fictiefs kan namelijk overkomen als waarheid, zolang je het maar waarneemt. Zo’n supercomputer zou een illusionaire wereld kunnen creëren in onze hersenen, een waan van echtheid simuleren: jou bijvoorbeeld doen geloven dat je ogen hebt waarmee je deze woorden nu leest.

De universiteit lijkt op zo’n supercomputer. Ze stopt ons – gelukkig – niet letterlijk in een vat, maar geeft ons handvatten waarmee we de werkelijkheid dienen op te vatten.

Het curriculum van elke studie is wat dat betreft een vissenkom: je kunt van alles ontdekken, maar bent helaas wel gelimiteerd door de kom die je baasje voor je heeft uitgezocht. Elke keer als je probeert voorbij de glazen wand te zwemmen, stoot je je hoofd.

Het glas representeert transparantie, maar vormt tegelijkertijd een belemmering. Dit is bijvoorbeeld te merken aan de manier waarop studenten van verschillende disciplines ‘transparantie’ beschrijven: de toekomstig natuurkundige beschouwt transparantie als een mate van onzichtbaarheid, doordat het licht doorlaat of gewoonweg niet absorbeert, terwijl de politicus in spe het ziet als een vorm van openheid binnen een orgaan (niet-biologisch natuurlijk).

Een leuke bijkomstigheid van Leiden is dat we vanuit deze glazen kom de gracht in kunnen duiken, zwemmen tussen de fietswrakken, omhoog kijken naar de bloemen die de lantaarnpalen sieren en luisteren naar de meeuwen die het laatst lachen.

Om te doen waarvoor ik naar Leiden kwam moest ik dan toch terugkeren naar de vissenkom, de denktank. Ik dook terug in het Lipsius, zat in de collegebanken, keek omlaag naar docenten die van alles falsificeerden en luisterde ditmaal naar de meeuwen die als enigen lachten.

Toch bleek er hierbinnen een stuk meer te ontdekken dan ik oorspronkelijk dacht. Het aquariumpiratenschip waar ik vaak rondjes om zwom begon als thuis te voelen.

Ik voel me geen brein in een vat meer. Ik voel me als een vis in het water.

Mattijn de Groot is student filosofie