Achtergrond
'De gemeente Leiden vond het niet aangenaam'
‘Den Haag heeft de kansen gepakt die de universiteit op een presenteerblaadje heeft aangereikt’, aldus een ‘lyrische’ burgemeester Jozias van Aartsen.
woensdag 15 juni 2016
Illustratie Michiel Walrave

‘Vroeger was het voor Den Haag een licht trauma dat het geen universiteitsstad was’, zegt burgemeester Jozias van Aartsen van Den Haag (68, VVD). ‘Er zijn bestuurders die ervan gedroomd hebben, maar een aparte “Universiteit van Den Haag” gaat er nooit komen. En het hoeft ook niet meer. Een nieuwe universiteit is een achterhaald concept. Dit is wat we hebben. Daar zijn we fier op: academisch onderwijs dat past bij Den Haag als internationale stad van vrede en recht.

‘Het ontbreken van een universiteit was niet de drijfveer. Het is niet zo dat wij op de stoep van het Bestuursbureau aan het Rapenburg zijn gaan staan en vroegen: “Geef ons alstublieft wat?” In the end is de Leidse universiteit naar ons toegekomen. Zij wilden dit heel erg graag. En wij zijn daar enorm blij mee. Den Haag heeft de kansen gepakt die de universiteit min of meer op een presenteerblaadje heeft aangereikt. Ik ben gelukkig met de relatie met de universiteit en trots op wat we samen hebben weten te realiseren. Jouke de Vries, die een jaar geleden is afgezwaaid als decaan van de Haagse faculteit, heeft echt enorm veel werk verzet.

‘We hebben pas nog een ontmoeting gehad met minister Bussemaker van Onderwijs om haar op de hoogte te stellen van de nieuwste ontwikkelingen. Ook zij ziet het belang van de twee officiële vestigingsplaatsen. Je studeert niet meer in Leiden maar aan Leiden. Dat kan dus in Leiden en Den Haag zijn.’

Dat de Haagse vestiging zo sterk is uitgebouwd ‘is te danken aan de brille van voormalig rector magnificus Paul van der Heijden’, vindt Van Aartsen. ‘Hij had de visie dat de universiteit weer sterk moest groeien. En Den Haag heeft een groot studentenpotentieel. Daar komt natuurlijk nog bij dat de stad op het gebied van internationaal recht, governance en internationale betrekkingen een grote rol speelt. De rechters van het Internationaal Gerechtshof en de politici op het Binnenhof bevinden zich op loopafstand. Dat is voor studenten rechten, bestuurskunde en politicologie heel belangrijk. Ik waag me niet aan toekomstvoorspellingen. Maar ik hoop en verwacht dat de groei ook na 2020 blijft doorgaan.’

Den Haag afficheert zich als de ‘stad van vrede en recht’. Een verhuizing van de rechtenfaculteit naar Den Haag is dan niet al te ver gezocht. Van Aartsen moet lachen om die suggestie. ‘Ik ben heel blij met wat we nu hebben en wat we hebben afgesproken voor de komende jaren. Het is ook fijn dat alle faculteiten het belang van de Haagse activiteiten inzien. Maar ik ga niet over de plannen van de universiteit. Er is nu een natuurlijke en organische ontwikkeling aan de gang en die willen wij zoveel mogelijk bevorderen. Ik geloof wel dat ook politicologie nadenkt over een verhuizing naar Den Haag. Dat ligt voor de hand.’

In Leiden waren ze niet altijd even enthousiast over de ontwikkelingen. ‘Ik geef eerlijk toe, de gemeente Leiden vond de steeds grotere rol van Den Haag niet altijd zo aangenaam, maar ik heb daar altijd hele goede contacten met burgemeester Lenferink over gehad. Die relatie is gewoon prima.

‘Leiden kon de expansie van de universiteit niet meer echt accommoderen. Ik begrijp best dat de stad en de burgemeester het jammer vinden dat dit gebeurt. Dat zou ik in hun plaats ook vinden. Maar uiteindelijk versterken de steden elkaar alleen maar.’

Aan het binnenhalen van een universiteit hangt een prijskaartje. ‘We hebben over de jaren heen iets meer dan vijftig miljoen euro geïnvesteerd.’ Een enorm bedrag, maar volgens Van Aartsen staat de gemeenteraad volledig achter de kapitaalinjecties. ‘Het is in de raad altijd als een warm mes door de boter gegaan. Ik kan me geen debat herinneren waarin de universiteit een moeilijk onderwerp was. Ik heb in de stad ook alleen maar positieve geluiden gehoord. De hele gemeentepolitiek in Den Haag heeft vanaf het begin af aan gezien dat dit echt ongelooflijk belangrijk is voor de versterking van onze economie.’

Het centrum krijgt een soort ‘academische avenue’, aldus Van Aartsen. ‘Ik kan daar echt lyrisch over worden. Als je uit de trein stapt bij het nieuwe Centraal Station, loop je rechts tegen het university college aan. Linksaf wandel je langs de nieuwe vestiging van de universiteit in de Wijnhaven. Daar komt in 2019 de nieuwbouw van het koninklijk conservatorium nog naast.’

Den Haag was in het verleden niet erg gefocust op studenten. ‘Dat is nu totaal veranderd. We hebben enorm geïnvesteerd in studentenhuisvesting en blijven dat doen. Dat is echt een accent in het beleid. We moeten bouwen voor studenten, dat hoort bij de groei. En we ondersteunen de studentenverenigingen die er zijn in Den Haag. Er kan nog meer gebeuren, maar met de toename van de studentenpopulatie gaat dat ook deels vanzelf. Studenten zoeken hun eigen cafés en plekken waar ze samenkomen. Het kroegleven is hier toch redelijk ontwikkeld. Het strand en alles wat daar bij hoort, trekt natuurlijk ook.’

Moet Minerva een dependance in Den Haag beginnen? ‘Ik ben heel voorzichtig op dit punt en ga de senaat niet voorschrijven wat te doen. Minerva is natuurlijk wel heel erg verbonden aan de sociëteit in de Breestraat. Een van de zorgen is wel dat studenten van de universiteit die hier hun opleiding volgen de stad Leiden niet meer kennen. Dat is jammer. Hoe meer interactie tussen de steden, des te beter het is. Het is twaalf minuten met de trein. Of je gaat fietsen natuurlijk. Ik heb van mijn fietsenmaker begrepen dat mensen die in Leiden wonen en in Den Haag werken steeds vaker een e-bike kopen. Al kan ik me niet voorstellen dat studenten dat ook gaan doen.’

.

‘Nou, ja goed, als het moet,’ wil Van Aartsen wel vertellen over zijn studietijd. ‘Ik ben in 1966 aan de VU in Amsterdam begonnen. Ik deed rechten en dat pakte bij mij niet. Ik moet tot mijn schande erkennen dat er van studeren niet zoveel gekomen is.
‘Tja, wat deed je toen wel? Er was veel reuring in de stad. Ik was lid van LANX, het VU-corps. Wij waren de laatste lichting die nog werd kaalgeschoren. Het corps was een vrij rauwe bedoening. Het invechtnummer van de nuldejaars in de sociëteit aan Korte Leidsedwarsstraat zie ik nog wel voor me.
‘Ik kan me nog herinneren dat we op een ander moment in gevecht waren met de katholieke vereniging om een bierton te veroveren. Ik weet niet meer wie er won. Wel kan ik me herinneren dat het sociëteitsbier een hoge mate van slapheid had. Er waren altijd wel protesten en rellen. Bijvoorbeeld op 27 april 1967, de avond van de geboorte van de koning was er gedoe in het centrum. Dat was gewoon spannend, dan ging je kijken.
‘De Amsterdamse politie was niet voor een kleintje vervaard. Ze hadden zijspanmotoren. In de bak van zo’n ding zat dan een agent met een lange lat. Dan ging het van: tak, tak, tak. Dan liep je wel hard weg.
‘Ergens in 1968 zei mijn vader tegen me: “Luister eens, komt er nog wat van?” Toen ben ik in Amsterdam gestopt. Ik had nog wel het idee om in Leiden te gaan studeren maar door een wonderlijk toeval kwam dat er niet van. Mijn vader kwam Edzo Toxopeus tegen, de VVD-fractievoorzitter in de Tweede Kamer. Ze kenden elkaar goed omdat ze beiden minister waren geweest in het kabinet De Quay en hebben het toen kennelijk over mij gehad.
‘Al snel moest ik mij melden bij de VVD-fractie. Het ondersteunend bureau had een krullenjongen nodig, iemand die daar gewoon wat meehielp. Dat was een clubje van drie mensen onder leiding van Annelien Kappeyne van de Coppello. Zij is in Leiden ook bekend vanwege het door haar aangekochte meisjesstudentenhuis aan het Gerecht 10. Ik heb enorm veel van haar geleerd. Ze was vaak op pad voor werkzaamheden dus bleven de buitenlandmedewerker en ik over. Daar draaide het op, en dat ging goed. Ik heb na mijn Amsterdamse tijd hard gewerkt, maar ook veel geluk gehad.’ VB

LEES OOK: Burgemeester Henri Lenferink van Leiden: 'We moeten niet als Calimero reageren'