Wetenschap
Wij zijn luie breinbrekers
Mensen zijn de beste gedachten­­lezers van het dierenrijk, en dat kost ze niet eens zoveel moeite, stelt taalwetenschapper Max van Duijn.
Petra Meijer
donderdag 14 april 2016
In de jaren dertig van de vorige eeuw demonstreerde de Amerikaanse politieman John Larson (rechts) zijn nieuwe uitvinding: de leugendetector.

‘Als een kraai meer voedsel verzamelt dan hij nodig heeft, begraaft hij het voor later. Daarbij houdt hij heel precies in de gaten of er een andere kraai is die dat ziet. Zodra die betreffende kraai weg is, graaft hij het eten weer op en verstopt hij het ergens anders. Maar, voor hen geldt: it takes a thief to know a thief. Uit onderzoek blijkt dat kraaien dat alleen doen als ze zelf ooit eten hebben gestolen’, vertelt taalwetenschapper Max van Duijn, die volgende week hoopt te promoveren op zijn onderzoek naar het menselijke vermogen om gedachten te lezen.

‘Dat maakt de mens uniek. Wij begrijpen wat er in anderen omgaat, zonder dat het op onze eigen ervaringen gebaseerd is. Je hoeft geen moordenaar te zijn om een krantenkop over een moord te begrijpen. We werken met een symbolisch representatiesysteem dat loskomt van het hier en nu. Dat maakt ons de beste gedachtelezers van het dierenrijk.’

Volgens veel wetenschappers hebben mensen die breinbreek-skills constant nodig. In een gesprek moet je je bijvoorbeeld kunnen voorstellen dat een ander weet wat jij bedoelt en daarom verwacht dat jij begrijpt dat hij hetzelfde voor ogen heeft. ‘Op deze manier wordt het heel ingewikkeld’, geeft Van Duijn toe. ‘Volgens veel wetenschappers zijn mensen in staat om vijf, zes of zeven van die ordes van ingebedde geestesgesteldheden te begrijpen. Ze beweren dan ook dat dit soort constructies veel van ons cognitieve vermogen vragen.’

Een vreemde conclusie, vond hij. ‘In het laboratorium hebben we het moeilijk met de inbeddingen, maar als je een normaal ontwikkeld mens van de straat plukt, kan die er in de praktijk spectaculair goed mee omgaan.’ Als voorbeeld noemt hij Shakespeare’s toneelstuk Othello. ‘Het publiek begrijpt al snel dat iemand wraak wil nemen op een ander. Hij doet dat door een complot te bedenken, waarin hij zegt dat de vrouw van die ander vreemdgaat, terwijl dat eigenlijk niet zo is.’

In een laboratorium zou dat op ingewikkelde wijze kunnen worden vertaald naar: ‘Iago heeft de bedoeling Cassio ervan te overtuigen dat Desdemona zal proberen Othello te doen inzien dat Cassio de bedoeling had om het belang van de publieke zaak te dienen toen hij Montano aanviel.’ Van Duijn: ‘Dat is moeilijk te verwerken, terwijl de meeste volwassenen het toneelstuk Othello prima kunnen begrijpen.’

Volgens hem komt dat doordat mensen bij meer dan drie inbeddingen haast automatisch overschakelen naar de verhalende modus. ‘Wie een verhaal vertelt, heeft een hele trukendoos vol technieken om verschillende perspectieven te delen. Door karakterisering worden personages tot leven gebracht, er is sprake van een tijdverloop in episodes en er wordt gebruik gemaakt van frames: stukjes samenhangende kennis die de verteller kan activeren. Wij weten bijvoorbeeld wat er bedoeld wordt met wraak, met een complot, of met overspel, en kunnen de informatie in dat licht interpreteren.’

‘Als ik vraag hoeveel ramen er in je huis zitten, dan kost het moeite om meteen antwoord te geven. Maar als je meer tijd krijgt, stel je je voor hoe je alle ruimtes van je huis doorwandelt en de ramen telt. Als iemand een verhaal vertelt, is dat verhaal eigenlijk zo’n wandeling door je huis. Je hoeft zelf niet aan de slag om het je allemaal voor te stellen, omdat de verteller dit al voor je doet.’

Volgens Van Duijn is er nog een reden waarom mensen niet zo goed hoeven te zijn als de lab-experimenten van ons vragen. ‘We leven in steeds complexere sociale omgevingen. Net als veel wetenschappers geloof ik dat onze hersenen onder evolutionaire druk steeds groter zijn geworden: de hypothese van het sociale brein. Maar ik denk dat we niet alleen op individueel niveau slimmer zijn geworden. Onder diezelfde evolutionaire druk hebben we ook gedeelde, sociaal-culturele gereedschappen ontwikkeld die gedachtenlezen gemakkelijker, of in de meeste gevallen zelfs overbodig maken. Deze gereedschappen zitten in ons collectief geheugen en worden van generatie op generatie overgedragen door middel van taal en verhalen.’

‘We zijn dus eigenlijk luie gedachtenlezers. Pas als er afwijkingen ontstaan, moeten onze hersenen écht aan de slag. Bij misverstanden hoor je de betrokkenen vaak zeggen: “Oooh, maar ik dacht dat jij bedoelde dat…”. Dat werkt zo ook bij andere “extremen” op gedachtenleesgebied, zoals surpriseparty’s, complotten en dubbelspionnen.’

In een eerder artikel kwam Van Duijn ook tot de conclusie dat geoloog Alfred Issendorf uit de roman Nooit meer slapen van W.F. Hermans best eens de moordenaar van zijn gids Arne zou kunnen zijn, en duizenden mensen daarover hebben heen gelezen. ‘Alfred is een onbetrouwbare verteller. De schrijver maakt gebruik van onze gedachtenlees-luiheid om van een bepaalde default uit te gaan.’

Een veelvoud aan ingebedde ordes is echter geen garantie voor een goed verhaal, zegt Van Duijn. ‘Er wordt wel eens gezegd dat verhalen met vijf ordes goed zijn, omdat deze onze natuurlijke verwerkingscapaciteit maximaal uitdagen. Dat is quatsch. Bij een slechte verteller kunnen al die perspectieven heel verwarrend werken.’

Vrijdag geeft Van Duijn een TEDx-lezing in Delft. Vooraf kreeg hij het verzoek of hij het woord ‘gedachtenlezen’ kon vermijden, omdat dat te esoterisch zou klinken. ‘Dat is juist niet het geval. Gedachtenlezen gaat niet met behulp van een glazen bol en ook niet met een fMRI-scanner. In een scanner is het mogelijk om een grof onderscheid te maken: denkt iemand aan Madonna of denkt iemand aan friet? Het is nog niet mogelijk om vast te stellen of iemand aan Febo-friet of biofriet denkt. Of aan Madonna of Lady Gaga. En ik betwijfel of dat ooit gaat gebeuren.’

Gedachtenlezen en Mindf*ck

Gedachtenlezen spreekt tot de verbeelding. Max van Duijn verzorgde wel eens lezingen bij optredens van illusionist Victor Mids ('Hij raadt je pincode'), bekend van het televisieprogramma Mindf*ck
Van Duijn: ‘Vraag je mensen om zich een gekleurd stuk gereedschap voor te stellen, dan denkt het merendeel aan een rode hamer. Coldreaders lezen gedachten door op signalen af te gaan en op basis van statistieken een educated guess te doen. Bovendien zorgen ze altijd voor een volgende kans, door te werken met een open einde. Victor zal nooit vooraf zeggen: “Ik ga uw huisdier raden”. Via een omweg komt hij tot de conclusie dat iemand een konijn in de tuin heeft, maar hij had ook uit kunnen komen op een vriend in het buitenland. 
‘In feite is het een goed doorgetrainde variant van wat we allemaal al de hele dag door doen als we ons voorstellen wat iemand anders denkt. We gaan af op signalen en intuïtieve statistieken. Als we niet zeker zijn van onze zaak proberen we meer informatie in te winnen. Bovendien houden goochelaars vaak rekening met meerdere opties. De meest waarschijnlijke uitkomst werd van tevoren bijvoorbeeld in een envelop achterop mijn jasje geplakt. Maar er hing ook een envelop onder het tafelblad.’
Het tweetal sprak eens af met een advocaat bij café Barrera. ‘Victor was iets later en de advocaat bestelde alvast een Weizen. Deze zat niet op de tap, dus de barman somde vijf andere biertjes op. De man koos een La Chouffe. Toen Victor aankwam bestelde hij een Weizen. De advocaat zette al meteen grote ogen op. Vervolgens koos Victor uit de vijf biertjes een La Chouffe. De advocaat was volledig van slag. “Dat meen je niet! Dat meen je niet! Begint het nu al?”
‘Victor speelde natuurlijk perfect mee, maar gaf later toe dat het gewoon toeval was. Zo zie je: een goochelaar is ook een frame.’