Achtergrond
Een kluwen zonder leiders
Aanvankelijk werden Nederlandse netwerken van radicale moslims geleid door ervaren strijders uit het buitenland. Nu zijn het vooral home grown jihadisten die onderling ruzie maken over wie de baas is. ‘Een van de jihadisten uit mijn onderzoek draagt schoenen van Nike’, zegt Jasper de Bie. ‘Een triviaal detail, denk je dan. Maar een Griekse godin aan de voeten is natuurlijk niet goed, oordeelt een deel van de groep. Je mag alleen maar Allah aanbidden en orthodoxe kleding dragen. Als hij die schoenen toch blijft dragen, willen sommige jihadisten niets meer met hem te maken hebben. Hij wordt ongelovig verklaard.’
Vincent Bongers
woensdag 6 april 2016
Drie meisjes gluren onder het hek door van de extra beveiligde rechtbank in Amsterdam, om een glimp te kunnen opvangen van Mohammed B. tijdens zijn proces in mei 2007. © Joost van de Broek/Hollandse Hoogte

Op radicale sites woeden felle discussies, ontdekte de criminoloog. ‘Vaak gaan die over de ideologische kwesties: wat is het ware geloof? Maar dus ook over kleding. Standpunten worden fel verdedigd en men probeert elkaar belachelijk te maken. Scheldpartijen komen regelmatig voor. Dat leidt tot conflicten die een netwerk kunnen verzwakken.’

De Bie analyseerde veertien jihadistische netwerken in Nederland over de periode 2000-2013. Hij bestudeerde politiedossiers, zat bij rechtszaken en sprak met advocaten van jihadisten om verbanden in kaart te brengen. Volgende week hoopt hij op het onderzoek te promoveren.

Hij liet een zogeheten netwerkanalyse los op de contacten tussen 176 mannen en 33 vrouwen. ‘Dat is een rekenkundige tool waarmee je verbindingen aantoont tussen personen en vaststelt wie de belangrijkste speler is. Aan de hand van bijvoorbeeld politiedata ga je na wie er contact met elkaar hebben en hoe vaak. Het is plat gezegd “turven”. Maar het is ook belangrijk om na te gaan wát ze met elkaar bespreken.’

De netwerken zijn geanonimiseerd. ‘Dat was een voorwaarde van de politie om de vertrouwelijke data te kunnen gebruiken. Het zou fijn zijn als wetenschappers sneller en vaker de beschikking krijgen over deze bronnen.’

Ruzies binnen netwerken hebben soms grote gevolgen. In politieverhoren uit 2004 las De Bie hoe een jihadist het gerucht over een persoon in het netwerk verspreidde: de man zou prostituees bezoeken. Als wraak meldde die persoon bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst dat de roddelaar een potentiele terrorist was. Prompt mocht die persoon niet meer reizen. ‘Zulke conflicten kunnen ervoor zorgen dat het netwerk tijdelijk stil komt te liggen.’

Het heeft er ook mee te maken dat de rolverdeling in dertien jaar sterk is veranderd, zegt hij. ‘In de periode van 2000 tot 2003 zie je vrij hiërarchische netwerken die zijn opgezet door personen uit het buitenland met “jihad-ervaring”. Ze rekruteren voornamelijk personen die niet in Nederland zijn geboren. Een aantal leiders heeft al in het buitenland gevochten, dat geeft aanzien bij de rest. Ook beheersen ze het Arabisch goed en hebben ze meer kennis van de ideologie. Nog meer redenen om naar hen op te kijken.’

Als voorbeeld beschrijft hij een netwerk uit de periode 2001-2003. ‘In totaal gaat het om 34 personen. Ze hielden zich bezig met pogingen om strijders uit te zenden naar vooral Afghanistan en Pakistan. Ik maak in de analyse onderscheid tussen kernlid en supporter. Dit eerste netwerk had vier kernleden; de leiders. Die begeleiden elk een cel. Die kernleden communiceren met elkaar. De rest van de cellen hebben nauwelijks contact met elkaar, al waren er wel wat dwarsverbanden. Sommigen van hen gingen heel expliciet rekruteren, bijvoorbeeld aan de rand van het voetbalveld, of in de moskee. Anderen hielden zich bezig met criminele activiteiten om het netwerk te faciliteren: winkeldiefstallen, inbraken en het vervalsen van paspoorten. Er zitten veel illegale vreemdelingen in die netwerken. Die kunnen valse papieren goed gebruiken. Een deel van de kernleden is uitgezet, die waren vaak illegaal in het land. Dat netwerk hield dan ook op te bestaan omdat er veel expertise verloren ging.’

In de periode 2005-2006 verdwijnt de hiërarchische celstructuur. ‘De netwerken zijn meer diffuus en fluïde. En heel opvallend: het zijn vooral home grown radicalen, die in Nederland zijn geboren of opgegroeid. Er is minder sprake van senioriteit; nauwelijks leeftijdsverschil tussen figuren die zich opwerpen als leider en de rest. Dat zorgt voor veel meer discussie onderling. Veel van de jongens kennen elkaar ook dankzij sociale media. Het is echt een kluwen jihadisten zonder leiders. Het is lastig om dan het hele netwerk aan te pakken.’

Die dynamiek zie je ook terug in de periode van 2008-2013. ‘Dat zijn ook voornamelijk in Nederland geboren of opgegroeide radicalen. Ze zien dat het lang niet altijd lukt om veroordelingen voor rekruteren, ronselen, en lidmaatschap van een terroristische organisatie rond te krijgen: “Hé we worden niet vervolgd, dan kunnen we onze activiteiten wel wat meer in de openheid doen.” De activiteiten worden allemaal wat opener. De trainingen ter voorbereiding op het uitreizen worden zichtbaarder, al stellen die niet zoveel voor. Het is vooral rondjes rennen in het bos en in de duinen.’

Tegelijkertijd keert het internationale aspect weer terug. Er zijn meer jihadisten die in het buitenland ervaring als strijder hebben opgedaan en in Nederland hun kennis delen. ‘Deze personen hebben ook betere contacten in het buitenland. En dat is van groot belang. Je hebt namelijk een broker nodig. Dat is een tussenpersoon die ervoor zorgt dat je in contact komt met de eindbestemming, anders loopt de uitreispoging vaak op niets uit.’

Als de invloed van ervaren jihadstrijders op de netwerken groot is, moet de overheid dan teruggekeerde Syrië-strijders preventief vastzetten? De Bie: ‘Ik snap de angst, maar zonder echte verdenking lijkt me vastzetten niet haalbaar en onwenselijk. Hoe lang ga je ze vasthouden? En op welke basis zet je ze vast? Ik vind dat gevaarlijk.’

De Bie is sowieso voorzichtig met uitspraken over de actualiteit. ‘Een wetenschapper moet heel dicht bij zijn onderzoek blijven. Ik roep niet zomaar dingen in de media over kwesties waar ik geen kennis van heb. Ik kreeg onlangs een mail van Radio 1 met de vraag: “Wil je zo meteen live in de uitzending komen?” Ze zeggen echter niet waar ze het precies over willen gaan hebben, maar waarschijnlijk over de nasleep van de aanslagen in Brussel. Dat soort interviews geef ik niet.

‘In de netwerken die ik heb onderzocht, zag je ook al jihadisten die naar België of Frankrijk reisden. Ik vermoed dat ze er niet heel anders opereren, al kan de wijze waarop een land omgaat met integratievraagstukken een rol spelen in hoeverre mensen radicaliseren. Maar ik durf niet te zeggen of er ook een Molenbeek is in Nederland: ik ken die wijk heel slecht. Alles wat ik ervan weet, haal ik uit de media. Ik stoor mij soms aan terrorisme-experts die niet meer weten over een bepaalde casus dan journalisten die hen interviewen. Opmerkingen van die deskundigen krijgen dan wel het predicaat “wetenschap”. Daar moet je mee oppassen.' 

.

‘Preventief vastzetten is gevaarlijk’

.

Criminoloog Jasper de Bie doet verschillende aanbevelingen hoe de overheid zou moeten omgaan met jihadistische netwerken.

Jihadistische netwerken hebben illegalen iets te bieden: huisvesting en geld. Pas daarom op hoe je omgaat met vluchtelingen. Nu zijn de meesten juist op de vlucht voor extremisme, het ligt dan ook niet voor de hand dat zij zich aansluiten bij een jihadistisch netwerk. Maar als je de opvang van vluchtelingen te veel versoberd, dan kan het zijn dat ze hun heil zoeken bij alternatieve omgevingen waar je geen grip op hebt.’

‘Een arrestatie geeft een jihadist een grotere status. Ze scheppen erover op, zeker als de inzet van de autoriteiten groot is geweest. We waren heel recalcitrant en hebben ons verzet, zeggen ze dan. Of ze beweren de architectuur van de gevangenis uit hun hoofd te kennen, waardoor ontsnappen tot de mogelijkheden behoort. Een opgepakte jihadist die geblinddoekt werd vervoerd van de gevangenis naar de rechtbank noemde tijdens de rit alle straten van de route op, tot irritatie van de chauffeur. Sommige mannen geven zo’n draai aan hun arrestatie, dat het aanmoedigend werkt voor de rest van het netwerk: “We voeren de missie ook uit voor onze broeders en zusters in de gevangenis.”’

‘Meer exposure kan een jihadistisch netwerk sterker maken. Als overheid heb je geen controle op de media, en dat is ook goed. Maar je kunt er wel voor kiezen om minder de spotlights op te zoeken. Of meld alleen: “De verdacht is gepakt.”’