Nieuws
Kritiek op plan dataopslag
De universiteit is bezig met het ontwikkeling van een nieuwe regeling voor het opslaan van onderzoeksdata. Wetenschappers moeten ook hun ruwe gegevens in een database uploaden. De universiteitsraad heeft nog de nodige twijfels over het plan.
donderdag 24 maart 2016

Wetenschappelijke tijdschriften en subsidieverstrekkers stellen meer eisen aan de beschikbaarheid van gegevens waarop onderzoek is gebaseerd, schrijft rector Carel Stolker aan de universiteitsraad. ‘Het is uit het oogpunt van wetenschappelijke integriteit van belang dat onderzoeksdata goed beheerd en bewaard wordt.’

Het college van bestuur heeft dan ook een raamwerk voor datamanagement opgesteld. Er komt zelfs een data protection officer, die verantwoordelijk is voor de naleving van het beleid met betrekking tot de veiligheid van onderzoeksgegevens.

Bij elk onderzoek moet een datamanagementplan worden uitgewerkt. Het gaat in principe ook om ruwe onbewerkte gegevens, en om niet-digitaal materiaal zoals bijvoorbeeld labmonsters. Maar dat betekent echter niet dat altijd ‘alles wordt opgeslagen’. De onderzoekspraktijk verschilt namelijk per vakgebied. De instituten en faculteiten bepalen wat er precies moet worden bewaard. Al stelt het college wel minimumeisen.

De komst van de database betekent niet dat iedereen naar hartelust kan grasduinen in onderzoeksgegevens. Om data in te zien, moet een verzoek worden ingediend. Het kan zijn dat alleen de subsidieverstrekker, een andere onderzoeker of een wetenschappelijke tijdschrift inzage krijgt. Of dat er een embargo op bepaalde gegevens rust. Ook is het van belang dat privacygevoelig materiaal goed wordt beschermd.

Fenna Poletiek van personeelspartij Abvakabo vindt het zorgelijk dat in de praktijk een promovendus mogelijk verantwoordelijk wordt voor een datamanagementplan. ‘Er moeten niet veel vrijheden voor een aio zijn’, zei ze maandag tijdens de universiteitsraadvergadering. ‘Je moet een beginnend onderzoeker in bescherming nemen.’ ‘In het stuk staat dat de wetenschappelijk directeur van het instituut altijd eindverantwoordelijk is voor het datamanagement’, zei Koen Hamelink van studentenpartij LVS. Poletiek: ‘In de praktijk worden de auteurs van een artikel aangesproken op problemen. Als er iets met de data aan de hand is in een onderzoek van A. de Boer en D. Stapel, wordt er niet gezegd: “De directeur is verantwoordelijk.” Dit is geen goede regeling.’

Joost Augusteijn van Abvakabo: ‘De wetenschappelijk directeur is ervoor verantwoordelijk dat de regeling er komt en wordt uitgevoerd. Maar die doet het niet zelf. Die directeur kan zeggen tegen de promovendus: “Jij bent verantwoordelijk voor de dataopslag.” Het is verstandig om daar in dit stuk al heldere afspraken over te maken en dat te voorkomen.’ VB