Wetenschap
Mama's zwijgrecht
In De stilte van Thé ontdekt hoofdpersoon Sophie pas op haar achttiende dat ze is geadopteerd. Een literair én juridisch interessant dilemma, vindt auteur én rechtenhoogleraar Rikki Holtmaat. Mag je over zoiets zwijgen tegen je eigen kind?
donderdag 17 maart 2016
De bezetting van de Bloemenhove abortuskliniek in Heemstede, 1976. ‘Minister van Justitie Van Agt wilde de kliniek sluiten, dat hebben wij voorkomen.’

‘Ik heb studenten uit Voorschoten die bij hun ouders wonen’, zegt Rikki Holtmaat (1952). ‘Dan denk ik: “Hoe bestaat het?” Wij wilden op ons achttiende zo snel mogelijk weg uit het ouderlijke milieu en vertrekken uit ons kleine dorp, op naar de stad. We knokten tegen de benepenheid van de jaren vijftig.’

Naast hoogleraar internationaal non-discriminatierecht is Holtmaat ook auteur. Onder het pseudoniem Marie de Meister verschijnt op 24 maart haar derde roman De stilte van Thé. Het boek gaat over de zenuwinzinking van ster-reporter Sophie Keller, die met haar scherpe televisie-interviews politici tot wanhoop drijft.

Ze groeit op in een kroostrijk gezin in een katholiek dorpje in Overijssel. Op haar achttiende ontdekt ze dat ze is geadopteerd. Haar echte moeder heeft haar ondergebracht bij familie en is non geworden. Keller voelt zich verraden, keert haar familie de rug toe, en vlucht naar Amsterdam. ‘Sophie werkt met veel verbetenheid aan haar nieuwe leven en dan vooral aan haar carrière. Ze sluit stukken van zichzelf af, wil niets zeggen over haar verleden. Zelfs niet tegen haar partner Baauwe.’

Maar als ze midden jaren negentig een reportage maakt voor actualiteitenprogramma Nova over een kwestie die sterke raakvlakken heeft met haar eigen verleden, stort ze helemaal in. ‘Maar het boek mocht geen tearjerker worden’, aldus Holtmaat. ‘Daarom is Sophie ook zo’n bijtertje. Het verhaal is beslist niet autobiografisch. Sophie is achttien jaar voor de gek gehouden. Dat heb ik zelf absoluut niet meegemaakt. Maar er zijn zeker ook parallellen. Ik ben opgegroeid in een groot katholiek gezin in een klein dorpje in Salland, Overijssel. Mijn ouders hadden een kleine boerderij. Mijn vader werkte daarnaast ook nog in de fabriek om wat bij te verdienen. In Brabant en Limburg nemen katholieken het niet altijd zo nauw: het vrolijke en gezellige katholicisme. Bij ons was het strenger: we zaten tussen de protestanten in en moesten ons als het ware bewijzen.’

‘De geschiedenis van Sophie knoopt aan bij verhalen die ik in mijn jeugd opving over bij familie weggestopte kinderen die niet helemaal legaal ter wereld waren gekomen. Daar werd dan omheen gesmiespeld dat er iets niet in de haak was. Meisjes verdwenen een tijdje, of werden plots een bruid van God. Een tante van mij, die non is, heeft het manuscript gelezen, om te checken of het niet te ver gezocht was. Maar ze vertelde mij dat wat ik schets, regelmatig voorkwam.’

Mensen van eenvoudige komaf gingen in die tijd niet studeren, aldus de auteur. ‘De middelbare school was voor onze sociale klasse niet weggelegd. Meisjes werden door de hoofdonderwijzer van de lagere school naar de huishoudschool gestuurd. Ik heb daarover enorm ruzie met mijn vader gehad. Hij wilde dat ik net als mijn zussen leerde koken en naaien op de huishoudschool. Ik mocht uiteindelijk alleen het uitgebreid lager onderwijs doen. Maar ik wilde studeren en heb mezelf bij de middelbare meisjesschool opgegeven en mijn vader daarmee voor een voldongen feit gesteld. Uiteindelijk ging hij na veel conflict akkoord.’

Holtmaat wilde journalist worden. ‘Mijn leraar Nederlands zag dat helemaal zitten en regelde een baantje bij dagblad De Tijd in Amsterdam. Daar was ik het onderknuppeltje dat soms een klein verslagje mocht maken.’

De stap van Deventer naar de hoofdstad was fors. ‘Ik was zeventien en veel te bleu. Amsterdam was erg groot, en een beetje eng. Na een half jaar ging het beter. Ik werd goede maatjes met de chef van de boekenpagina. Toen ik van hem kaartjes kreeg voor het boekenbal, keek ik met grote ogen rond, natuurlijk. Ik ben min of meer over Harry Mulisch gestruikeld. Hij zat toen al zo op de trap, dat je er nauwelijks omheen kon.’

Net als haar personage Sophie stond ze een tijd met haar rug naar haar eigen afkomst. ‘Ik had weinig contact met mijn familie in die jaren. Niet uit kwaadheid, ik had een ander leven. Mijn ouders konden maar moeilijk begrijpen wat ik allemaal deed.’

Holtmaat ging uiteindelijk rechten studeren in Utrecht. ‘Van de journalistiek ben ik helemaal afgedwaald. Het was de tweede helft van de jaren zeventig: de bloei van de tweede feministische golf. Ik was actief in de vakbeweging, hield me bezig met gelijke rechten voor vrouwen en verdiepte mij in de juridische aspecten daarvan. Dat bepaalde mede mijn keuze voor een rechtenstudie.

‘Ik was Dolle Mina, liep mee in demonstraties en was in 1976 bij de bezetting van de Bloemenhove abortuskliniek in Heemstede. Minister van Justitie Van Agt wilde de kliniek sluiten, dat hebben wij voorkomen. Als er een vrouw verkracht was, gingen we naar de plaats delict en markeerden die met leuzen. Het was de tijd van de paarse overalls. Er werd gezegd dat feministen die droegen. En inderdaad: ik heb ook zo’n ding gehad.’

Holtmaat verdiepte zich in mensenrechten. ‘Ik heb mijn ideeën hierover een beetje in het personage Baauwe verwerkt.’ Bijvoorbeeld: heb je recht op je afstammingsgegevens? De Hoge Raad heeft bepaald dat dat zo is. ‘Dat arrest werd destijds door veel juristen omarmd. Ik ben daar terughoudender in. Je moet niet alles willen afdwingen met de sterke arm van het recht.’

Een andere belangrijke vraag: ‘Heeft een moeder net als ieder ander het recht om te zwijgen, ook tegen haar kind? Er wordt steeds meer waarde gehecht aan het openbaren van je innerlijke leven en motieven, ook voor de rechter. Dat is volgens de Franse filosoof Foucault een moderne vorm van de tortuur.’

In de jaren negentig begon Holtmaat met het schrijven van verhalen. ‘Ik raakte uitgekeken op het recht. Mijn ideeën over gelijkheid en het bestrijden van discriminatie botsten met de politieke realiteit. Ik zat niet, zoals Sophie, overspannen thuis hoor. Ik vond en vind doceren en onderzoek doen nog steeds heel erg leuk. Maar ik wilde een dubbelspoor volgen: literatuur en recht. Ik schreef een verhaal en won de eerste prijs in een wedstrijd van literair tijdschrift De Gids.’

Per 1 september wordt het weer een enkel spoor. Holtmaat stopt dan bij de universiteit om zich volledig te richten op het schrijven. ‘Dat is een jaar voor mijn officiële pensioen. Ik heb over dit boek heel lang gedaan omdat het juridische werk bij tijd en wijlen veel tijd opslokt. Er borrelen weer allerlei ideeën op voor nieuwe romans, maar je hebt rust in je hoofd nodig om die uit te werken. Dus ik dacht: “Wegwezen, dat jaar pik ik in.”’

Marie de Meister

Ambo|Anthos 384 blz., € 19,99.

Verschijnt 24 maart. Boekpresentatie is op 31 maart bij Van Stockum in Leiden