Studentenleven
't Clubje: 'We zijn meer dan onze handicap'
Monica Preller
woensdag 18 november 2015
Van links naar rechts: Joyce de Kleijn, Cynthia van der Winden, Jiska Ogier, Amber Bindels, Erik Haalboom, Ietje van Halem, Pauline Gransier. © Marc de Haan

Amber Bindels (filosofie, 26): ‘Mensen hebben snel een oordeel over je. Ze denken dat je de maatschappij alleen maar geld kost. Of dat je niet goed kunt praten omdat je in een rolstoel zit.’

Jiska Ogier (rechten, 21): ‘Dan vraagt een serveerster niet aan jou wat je wilt drinken, maar aan je gezelschap.’

Peter Haalboom (ambtenaar bij de gemeente Woudenberg, 23): ‘Zoiets heb ik ook eens meegemaakt. Laatst was ik met mijn vriendin op stap, en toen zei iemand tegen haar dat het fijn was dat ik zo ook eens buiten kwam. De gewone man denkt dat je niet goed bij je hoofd bent.’

Bindels: ‘Het idee om een beweging op te richten bestond al langer. Uiteindelijk namen Jiska en Pauline het initiatief.’

Pauline Gransier (film- en literatuurwetenschappen, 27): ‘Nederland heeft als een van de weinige landen het VN-verdrag voor de rechten van de mens met een beperking niet geratificeerd, en dat moet veranderen. Veel mensen denken dat er veel voor je geregeld wordt als je gehandicapt bent, maar dat valt tegen. Tweederde van de invalidentoiletten is niet toegankelijk.’

Ogier: ‘We hebben een manifest opgesteld met daarin twaalf stellingen. Die stellingen beschrijven hoe wij zouden willen dat de samenleving naar een functiebeperking kijkt.’

Haalboom: ‘Misschien dat de meeste mensen ons niet voor vol aanzien, maar daar laten we ons niet door tegenhouden. Dat is voor mij ook de grootste reden om mee te doen aan Wij staan op: laten zien dat we meer zijn dan onze handicap.’

Gransier: ‘Door de oude participatiewetgeving is het haast makkelijker om achterover te leunen dan om te gaan studeren. Omdat ik een universitaire opleiding volg, krijg ik geen uitkering.’

Ogier: ‘Ik heb één keer iets naars meegemaakt. In de introductieweek was er een bijeenkomst in een bioscoop, en ik wist niet of ik daar naar binnen kon. Toen zat ik buiten in mijn rolstoel tussen honderd eerstejaars, en niemand zag me omdat ik lager was dan de rest.’

Gransier: ‘Door mijn cerebrale parese ben ik ook slechthorend. Daarom zit ik bij college altijd vooraan, anders kan ik niet liplezen. Gelukkig denkt de universiteit goed met me mee.’

Bindels: ‘Ik studeer in Tilburg. Daar doen ze ook erg hun best, maar nog steeds komen sommige aanpassingen niet goed door. Als ik tijdens een tentamen naar de wc moet, ben ik twintig minuten kwijt. Normaal gesproken houden ze daar rekening mee, maar soms wordt dat vergeten. Ook zijn er soms collegezalen waar ik niet in kan met mijn rolstoel. Dat is balen, ja.’

Ogier: ‘Ik heb ook cerebrale parese. De chronische pijn maakt de dag zwaarder. Als een gezond persoon één stap zet, zet ik er drie. Studeren is voor mij topsport. Maar ik peins er niet over om ermee te stoppen.’

Door MONICA PRELLER

Teken het manifest op www.wijstaanop.nl