Columns & opinie
Column: Ode aan de redacteur
woensdag 28 oktober 2015

Je kunt het succes van een universiteit afmeten aan de hoeveelheid Nobelprijswinnaars onder het personeel, aan het aantal studenten dat het tot minister schopt, aan het totale aantal artikelen en lezingen, eventueel zelfs aan de plaats op een of andere internationale ranking van academische instellingen door duistere Aziatische organisaties. Maar slechts zelden wordt als maat gebruikt hoeveel goede tijdschriften er worden uitgegeven.

Lang leve de tijdschriftredacteuren die zich inzetten voor een zo ondankbare taak, iets wat zo arbeidsintensief is en zo’n belangrijk onderdeel van de infrastructuur van het wetenschappelijk onderzoek en iets wat tegelijkertijd zo onzichtbaar is. Zelden ben ik zoveel onbaatzuchtige liefde voor het vak tegengekomen als bij de paar tijdschriftredacteuren die ik heb mogen leren kennen.

Zij doen wat dat ik nooit zou kunnen: vriendelijk blijven tegen reviewers die maandenlang niets van zich laten horen, afwijzingen sturen aan postdocs van wie ze weten dat ze deze ene publicatie hard nodig hebben om nog enige kans te maken op een baan, ieder artikel dat geaccepteerd wordt vele keren nakijken. Wie ’s avonds langs de gebouwen van het Witte Singel Doelencomplex wandelt, ziet slechts een enkel verlicht raam – altijd dat van een redacteur.

De laatste jaren is er voor sommigen een onverkwikkelijke taak bij gekomen: praten met vertegenwoordigers van de commerciële uitgevers die hun werk voor enorm veel geld verkopen aan hun eigen werkgever. Van de beperkte ervaring die ik heb als redacteur, van boeken, weet ik wat een kwelling het is om te praten met zo iemand voor wie het enige belang van een wetenschappelijke uitgave niet is of de schrijvers en lezers tevreden zijn, maar of de klanten – vaak Aziatische bibliotheken – dat zullen zijn. Wie op een dagelijkse basis met zulke lieden om moet gaan, moet een groot hart hebben voor de wetenschap.

Het belabberdst staan inmiddels natuurlijk degenen ervoor die nog voor een tijdschrift werken dat door Elsevier wordt uitgegeven. Werkelijk alle informatie die je kunt vinden over dit bedrijf wijst uit: dit is het soort club waar je je liever ver van houdt, een organisatie die de wetenschap beziet zoals een oliebaron de Waddenzee.

Zo bezien is het logisch dat er alleen maar onrust ontstaat. In mijn eigen vak, loopt Leiden daarin voorop. Deze universiteit is al sinds 1947 de thuisbasis van een van de beste tijdschriften die er zijn: Lingua, dat eminente Leidse redacteuren heeft gehad als E.M. Uhlenbeck, Jan Kooij en Teun Hoekstra, en op dit moment nog wordt geleid door de hoogleraar Franse taalkunde Johan Rooryck. Zeker honderdduizend Lingua-pagina’s moeten er inmiddels hier in Leiden geredigeerd zijn.

Maar nu komt daar binnenkort een einde aan. Nadat Elsevier het tijdschrift ooit opkocht, is het ’t gaandeweg, zoals dat bedrijf nu eenmaal doet, steeds meer gaan uitknijpen. Rooryck heeft nu het moedige besluit genomen om het contact met Elsevier te verbreken. Zoals hij onlangs in Mare zei, betekent dit dat hij mogelijk voor zichzelf gaat beginnen (is inmiddels gebeurd, - red). Een treurig gevolg daarvan is dat er een eind komt aan een langdurige Leidse traditie – Elsevier zal de titel nu wel elders onderbrengen. Maar een gunstig gevolg is dat twee mooie tradities weer gecombineerd worden: die van het streven naar academische vrijheid. En het ambacht van de redacteur.

Marc van Oostendorp is hoogleraar fonologische microvariatie