Nieuws
Vrijgekomen geld naar wetenschapsagenda
Universiteiten moeten 4 à 5 procent van hun onderzoeksgeld uitgeven aan onderzoek ‘dat bijdraagt aan de nationale wetenschapsagenda’.
woensdag 14 oktober 2015

Die agenda is een document in aanmaak, over het wetenschapsbeleid in Nederland voor de komende jaren. Het bedrijfsleven praat mee, en ook burgers mochten verzoeknummers doen. Eind november is de presentatie, maar in het kamerstuk doemt een eerste vorm op.

Het ministerie van Onderwijs had al aangekondigd dat er met geld geschoven ging worden. Universiteiten krijgen nu een aanzienlijk gedeelte van al hun onderzoeksgeld op basis van de zogeheten promotiebonus. Als iemand promoveert, krijgt de universiteit geld; het precieze bedrag hangt af van de onderzoeksrichting. Dat leidde tot klachten over de universiteit als ‘promotiefabriek’, dus zet Bussemaker een maximum aan dat geld. Maximaal 20 procent van de onderzoekseuro’s mag uit de promotiepot komen.

Het geld dat daardoor vrijkomt, vier tot vijf procent van de onderzoeksbekostiging, blijft bij de universiteiten. Maar ze moeten er wel wetenschapsagenda-dingen mee doen, zo ontdekte het Hoger Onderwijs Persbureau in een Kamerstuk. In ambtenarentaal: ‘Hierdoor worden universiteiten gestimuleerd en ondersteund om, aanvullend op hun stappen in het kader van de prestatieafspraken, de prioriteiten in de wetenschapsagenda te verbinden met stappen in hun profilering.’

De onderzoekspoot van de eerste geldstroom schommelt rond de 1,75 miljard, en vier à vijf procent daarvan is dus bijna 90 miljoen euro. BB