Nieuws
Geklungel in bedreigingszaak
Er is meer onderzoek nodig in de rechtszaak tegen een voormalige rechtenstudent die de voorzitter van de examencommissie zou hebben bedreigd. Dat besliste het Hof maandag in een hoger beroep.
donderdag 1 oktober 2015

Arthur Elias zwaaide deze zomer af als universitair hoofddocent rechten. Tussen augustus 2012 en april 2013 ontving hij een negental brieven, waarin hij met de dood bedreigd werd (‘door kogels doorboord’, ‘Theo van Gogh wacht op je’, ‘brandwonden zijn erg pijnlijk hoor’) en uitgemaakt voor ‘kankerhond’ en ‘kankerhomo’.

Het vermoeden dat Mohammed K. de dader kon zijn, rees omdat de bedreigingen parallel liepen met zaken tussen hem en de examencommissie waarvan Elias voorzitter was. Zo werd de verdachte, die in 1970 in Iran geboren werd, een jaar geschorst vanwege fraude bij een tentamen en ontving hij een negatief studieadvies.

Bovendien werd op een van de brieven een postzegel met het DNA van de verdachte aangetroffen. Ook pasten twee van de postzegels mogelijk in een aangebroken vel dat bij hem thuis werd aangetroffen.

De verdachte werd – ‘ondanks ernstige verdenkingen’, zo staat er in het vonnis – vorige zomer vrijgesproken.

Hij verklaarde tijdens de zitting dat hij de twee ontbrekende zegels uit het postzegelvel op brieven aan een tweetal instanties had geplakt. En omdat er geen onderzoek was gedaan waaruit blijkt dat de gebruikte postzegels daadwerkelijk uit dat vel afkomstig zijn, was deze verklaring volgens de rechter niet te weerleggen.

Voor de aanwezigheid van zijn DNA op de postzegel had K. ook een verklaring. Zijn agenda, met daarin de postzegels, was hij kwijtgeraakt op de faculteit. Iemand anders heeft de postzegels toen op de brief gebruikt, meende hij. De rechter wilde toen graag weten of het DNA dat was aangetroffen, zich op de beeld- of de plakzijde van de postzegel bevond.

Tijdens het hoger beroep zei het Openbaar Ministerie twee nieuwe stukken te presenteren. Allereerst een uitgebreid rapport van de Universiteit Leiden waarin vermeld staat welke studenten op welke momenten contact hadden met de examencommissie. Ten tweede een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) waarin staat dat het DNA van de verdachte ook op de postzegel van een tweede brief aangetroffen is.

Het Hof had deze stukken echter nog niet in haar bezit. ‘U noemt twee rapporten die de Rechtbank in zijn dossier mist. Hoe gaan we dat oplossen?’ vroeg de rechter. ‘Ik was er vanuit gegaan dat deze voor mijn vakantie al verstrekt waren’, zei de officier van justitie, waarna hij snel een drietal kopieën aan de rechters uitdeelde. Deze trokken zich vervolgens terug voor beraad.

Maar de twee grootste bezwaren uit de eerdere zaak – het gebrek aan onderzoek naar de scheurranden van de postzegels en de onduidelijkheid over het DNA op de postzegels – kwamen wederom naar voren. ‘Er staat dat het DNA op een opgeknipte postzegel is aangetroffen. Gaat het hier om de keerzijde of de beeldzijde?’

Het Hof wil dat een aantal zaken verder wordt uitgezocht. Zo wil het bijvoorbeeld van het NFI weten of het om ouderwetse postzegels, of stickerpostzegels gaat. Bovendien wil het meer duidelijkheid over de onderzoeksmethode die het NFI aanduidt met ‘opknippen’.

Het OM achtte verder onderzoek naar de scheurranden van de velletjes postzegels niet noodzakelijk, maar daar was de rechter het niet mee eens. Om vast te stellen op de postzegels op de brieven uit het vel van de verdachte afkomstig zijn, moeten deze onderzocht worden. Daarna zal de zaak opnieuw voorkomen. PM