Achtergrond
Steeds meer jonkies
Het aantal studenten onder de achttien is in tien jaar tijd meer dan verdubbeld. Hoe is het om als jonkie rond te lopen aan de universiteit? ‘Toen ik op kamers wilde, moesten mijn ouders komen tekenen.’
woensdag 25 maart 2015

Erik van den Boom (17) ging op zijn veertiende studeren. ‘Op de basisschool had ik groep drie overgeslagen. Mijn school was heel flexibel. Ik mocht de boeken van mijn zus lenen, zodat ik bij mijn vrienden in de klas kon blijven, maar wel extra uitdaging had.’ Op zijn elfde ging hij naar de middelbare school. ‘Daar was het strakker geregeld, dus begon ik in de brugklas met versnellen: ik heb de stof van vier jaar in één jaar gedaan. Omdat ik door alle jaren heen verschillende vakken volgde, leerde ik extra veel kinderen kennen. Leeftijdsverschil was niet echt een probleem. Ik kon met iedereen opschieten. Ik ging naar feestjes van mensen die zeventien werden, maar een week later ook naar het brugklasfeest.’

Het aantal jonge studenten is in de laatste tien jaar meer dan verdubbeld, blijkt uit cijfers van universiteitskoepel VSNU. Vorig jaar liepen er 2479 minderjarige studenten aan de universiteiten rond. Tien jaar geleden waren dat er nog maar 1172. Daarvan waren er 23 studenten onder de zestien. Vorig jaar waren dat er ruim drie keer zoveel. Dit jaar startte een jongen van twaalf met colleges geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam.

Hoewel de totale instroom van bachelorstudenten gegroeid is, neemt het aantal jonge studenten ook relatief gezien toe. Eerder was 3,4 procent van de instroompopulatie jonger dan achttien jaar, nu is dat 5,9 procent. Het grootste deel van de studenten onder de achttien bestaat uit zeventienjarigen. Het kunnen leerlingen zijn die een klas oversloegen, of de zogeheten ‘vroege leerlingen’. De jonkies kiezen relatief vaak voor technische en economische opleidingen.

‘De beslissing om jong te gaan studeren maak je zodra je klassen gaat overslaan’, zegt Louk Rademaker (28). Zelf sloeg hij twee klassen over: groep zeven en de tweede. ‘Ik had al een betere klik met oudere kinderen, dus sociaal gezien was dat geen probleem.’ Hij was vijftien toen hij in Leiden aan een dubbele studie wiskunde en sterrenkunde begon. ‘Tijdens de El Cid-week zei een jongen uit mijn groepje opgewonden tegen me: “Wow, ik heb gehoord dat er dit jaar iemand van vijftien meeloopt!” Dat was ik dus. Mensen merkten eigenlijk nooit dat ik jonger was. Ik ging bij studentenvereniging SSR, had leuke vrienden en kreeg een vriendinnetje dat vijf jaar ouder was dan ik.’

‘Ik was het gewend om met oudere kinderen om te gaan’, zegt ook Lisa Dombrovsky (17, sterrenkunde). Als vroege leerling sloeg ze nog een klas over, waardoor ze op haar zestiende ging studeren. ‘De lastigste periode qua leeftijdsverschil ligt op de basisschool, rond groep acht. Toen was ik negen jaar, en de meeste kinderen elf of twaalf. Zij begonnen al te puberen, dan lig je wel even achter qua ontwikkeling. Maar ik ben nooit echt gepest. Ik was tien toen ik naar de middelbare school ging, daar trok het leeftijdsverschil weer bij.’

Op de universiteit merken de studenten nauwelijks dat ze jonger zijn. ‘Mijn studie is leuk en het niveau is precies goed,’ zegt Dombrovsky. ‘De nieuwe alcoholwet maakt het jonge studenten wel lastig, want daardoor mag je bij sommige verenigingen niet meer lid worden. Bij de vereniging van mijn keuze mocht dat gelukkig wel. Mijn foto hangt er achter de bar. Als we uitgaan mag ik soms niet mee naar binnen.’

Rademaker – momenteel als theoretisch natuurkundige verbonden aan de universiteit van Californië, in Santa Barbara - reageert verontwaardigd als hij hoort dat sommige verenigingen minderjarigen weigeren. ‘Juist als je jonger bent, is een sociaal netwerk belangrijk. Zo geef je een heel eendimensionaal beeld van studentenverenigingen: alsof ze alleen maar om alcohol draaien. Je moet mensen beoordelen op hoe ze zijn, niet op hun leeftijd. Toen ik lid werd bij een vereniging mocht je vanaf je zestiende drinken. De preses kwam speciaal naar me toe om dat te vertellen. Verder was het geen probleem.’

Wat hij wel lastig vond, was het hospiteren. ‘Ik kreeg te horen dat dat ik “nog wel erg jong” was. Blijkbaar was het veiliger om te kiezen voor iemand van negentien. Uiteindelijk ben ik op de Pelikaanhof gaan wonen, waar ik al mensen kende.’ Dombrovsky: ‘Toen ik op kamers wilde, moesten mijn ouders komen tekenen.’

Van den Boom was dertien toen hij eindexamen deed. Vanwege zijn leeftijd verscheen hij in kranten en nodigde tv-programma De Wereld Draait Door hem uit. ‘Ik wilde daar graag vertellen dat ik ook muziek maakte en zou wat house-muziek laten horen. Je krijgt toch te maken met een bepaald vooroordeel: mensen gaan er vanuit dat zeer intelligente mensen niet zo sociaal zijn.’ Wat hij niet wist, was dat het tv-programma dj Armin van Buuren had ingeschakeld om via Skype in de uitzending te vertellen wat hij van de muziek vond. ‘Vanaf dat moment ging het ineens heel hard. Ik had met veel passie voor school en voor de wetenschap gekozen, maar werd plotseling benaderd door een platenmaatschappij.’

Op zijn veertiende begon Van den Boom - artiestennaam Erik Arbores - aan de studie technische natuurkunde aan de TU Delft. ‘In diezelfde week kwam mijn eerste single uit. Ondertussen moest ik ineens hard werken. Ik zat de hele dag op school en we kregen veel huiswerk. Ik heb toen echt voor de muziek gekozen. Na een half jaar ben ik met mijn studie gestopt.’ Het werd hem niet door iedereen in dank afgenomen. ‘Ik zou mijn talent verspillen en het zou zonde zijn voor de natuurkunde. Er werd gezegd dat ik grootste dingen kon bereiken in de wetenschap, en in plaats daarvan plaatjes ging draaien. Ze namen het niet serieus.’

Toch heeft hij geen spijt. ‘Ik ga nu echt mijn passie achterna: ik ben in Ibiza, Moskou en Uganda geweest en ga binnenkort naar Londen om te schrijven en te produceren. De muziekwereld is totaal anders dan de universiteit, maar ik voel me er thuis.’ Enige beperking: ‘Toen ik nog geen zestien was, mocht ik van de arbeidsinspectie maximaal drie keer per week draaien, en daarbij niet op zaterdag en zondag, én niet na 23.00 uur. Dat gold voor heel Europa. Mijn zestiende verjaardag vierde ik in de grootste club van Ibiza. Avicii was er ook en ik mocht voor het eerst ook na elven draaien. Dat was te gek. En natuurlijk kom je in de muziekwereld in aanraking met mensen die drank en drugs gebruiken, maar ik ben daar helemaal niet mee bezig. Ik wil nuchter op het podium staan. Ik leer er veel van, al is het dan niet uit boeken. In het begin kwam me van alles aanwaaien, maar nu moet ik het zelf doen. Mijn leeftijd speelt geen rol, ik word beoordeeld op mijn muziek.’

Rademaker werd naast zijn studie op jonge leeftijd gemeenteraadslid voor de SP. ‘Als je intelligent bent, moet je je ook inzetten voor de maatschappij. In het begin namen mensen me niet altijd serieus, maar na een paar debatten kregen ze wel door dat ze geen grappen moesten maken met dat jochie.’

Toch gaat het hoogbegaafde kinderen niet altijd zo goed af. ‘In mijn jaar was ik niet de jongste’, zegt Rademaker. ‘Er was nog een jongen die een half jaar jonger was. Hij had weinig vrienden en is gestopt. Later – toen hij iets ouder was – is hij opnieuw gaan studeren. Toen ging het veel beter.’ Rademaker zou jonge studenten aanraden om te versnellen, ‘maar alleen als het sociaal gezien ook goed gaat. Je moet daar erg voorzichtig mee zijn.’

‘Hoogbegaafde kinderen raken bij ons vaak uit beeld als ze gaan studeren’, zegt Paul Alkemade van Pharos, een vereniging voor ouders van hoogbegaafde kinderen. ‘Maar bij mijn werk aan de TU Delft kom ik een aantal van hen dan wel weer tegen.’ Volgens Alkemade is de sociale ontwikkeling bij zeer intelligente kinderen zelden een probleem als ze slechts een klas overslaan. ‘Dat verschil merk je na een paar jaar niet meer. Maar bij twee jaar verschil wordt het al lastiger.’

Jonge studenten blijven een kwetsbare groep, zegt hij. ‘Jongeren van achttien gaan uit huis en staan niet langer onder ouderlijk toezicht. Ze drinken een paar keer teveel bier, maar daar leren ze ook snel van. Op je veertiende of vijftiende ben je minder onafhankelijk. Je woont vaak nog thuis en praktische levensproblemen liggen nog ver van je af. Teleurstellingen komen zwaarder aan. Studenten van achttien of negentien vinden het al moeilijk om te beslissen wat ze de rest van hun leven willen doen. Een studiekeuze maken als je nog jonger bent is helemaal moeilijk.’

Vermoedelijk neemt na een flinke stijging het aantal jonge studenten de komende jaren weer af. Alkemade: ‘De overheid moedigt scholen aan hoogbegaafde kinderen verdieping aan te bieden, zodat ze bij hun leeftijdsgenoten in de klas kunnen blijven zitten.’ Rademaker: ‘Als je een aantal jaar gestudeerd hebt, maken je leeftijd en intelligentie minder uit. In elk vakgebied moet je keihard werken om bij de top te horen. Er zullen altijd mensen zijn die slimmer zijn dan jij.’