Columns & opinie
Katja Schuurman als bastognekoek
Marc van Oostendorp
woensdag 18 maart 2015

Toen ik een jaar of veertien was, sleepte mijn moeder me mee naar een ‘brede maatschappelijke discussie’. In een met tl-buizen verlicht zaaltje zaten vijftien betrokken burgers koffie uit plastic bekertjes te drinken, bastogne-koeken te eten, en hun mening over kernenergie zo omslachtig mogelijk te verwoorden. Ze waren allemaal tegen.

Aan het eind van de avond zei een ambtenaar die de bijeenkomst had geleid dat hij heel blij was met alle zinnige opmerkingen. Ze zouden zeker bijdragen aan de besluitvorming.

De kerncentrales bleven staan.

We hebben nu geen zaaltjes en geen automatenkoffie meer nodig voor een brede maatschappelijke discussie. We hebben nu internet en de ‘nationale wetenschapsagenda’ waar burgers hun vragen kunnen stellen aan de wetenschap. Katja Schuurman geeft het voorbeeld op de website van de organisatie: in een filmpje stelt ze de vraag of de wetenschap ons heel oud zal kunnen maken, en of zij het nog meemaakt dat ze onsterfelijk wordt ‘los van de medische wetenschap’. Vervolgens komt de VU-hoogleraar Andrea Maier, enigszins onwennig in beeld, die meldt dat er ‘goeie hoop’ is dat we ‘die stap kunnen maken’. Vreemd genoeg is Maier dan wel weer een vertegenwoordiger van de medische wetenschap.

Op welke manier zo de agenda voor het wetenschappelijk onderzoek zou kunnen worden gesteld, is onduidelijk. Schuurman stelt een heel algemene vraag. Je krijgt niet de indruk dat mevrouw Maier voor die tijd maar een beetje voor zich uit zat te suffen: wat zal ik nou eens gaan bestuderen? En dat ze ineens dankzij Katja Schuurman op het idee komt dat het misschien voor een medicus wel aardig is om mensen een gezonder leven te bezorgen.

Sommige onderzoekers zijn sceptisch over de wetenschapsagenda: moeten Jan en Alleman nu gaan bepalen waarnaar wij onderzoek gaan doen? Is het niet bij uitstek de taak van de onderzoeker om vragen te stellen?

Mij lijken díe zorgen onnodig. Er is een enorm ingewikkelde procedure opgezet om de vragen die er komen te kanaliseren. Allerlei commissies gaan bestuderen of de ingezonden vragen wel wetenschappelijk genoeg zijn, en of ze wel beantwoord kunnen worden en wat niet al. In een interview in NRC Handelsblad verwees voorzitter Beatrice de Graaf een beetje neerbuigend naar de Vlaamse agenda die door ‘230 experts’ gemaakt was, maar feitelijk lijkt mij deze agenda niet anders: mensen kunnen vragen stellen, die ‘zeker zullen bijdragen aan de besluitvorming’, maar alleen de vragen die de experts bevallen gaan door.

Er zit een goed idee achter de wetenschapsagenda: de samenleving móét meer betrokken raken bij het onderzoek, we moeten manieren bedenken om duidelijk te maken wat onderzoekers aan het doen zijn. De vraag is alleen of je dat doet met een eenmalige actie, met een ‘kenniscoalitie’ en twee ‘voorzitters’ (behalve De Graaf is dat ook Alexander Rinnooy Kan) en voorselecties en conferenties. Ik vermoed dat er geen enkele vraag door alle selecties zal komen die de onderzoekers niet zelf ook hadden kunnen stellen.

Het contact moet er op de een of andere manier permanent zijn. Het moet niet plaatsvinden in het digitale equivalent van het inspraakzaaltje uit de vroege jaren tachtig, met een bekende Nederlander als de moderne bastognekoek.

Marc van Oostendorp

is hoogleraar fonologisch microvariatie