Studentenleven
Keelsnoepjes tijdens een Duitse dodenmis
Petra Meijer
woensdag 11 maart 2015
Hard is hier ook echt hard, en het is hoog voor alle partijen. Maar het is fantastische muziek. © Taco van der Eb

In de Herengrachtkerk strekken honderdvijftig mensen hun armen ten hemel. Dan rekken ze zich uit en rollen ze met hun schouders alsof ze net uit bed gekomen zijn. Er klinkt zacht gesis, dat steeds harder wordt. ‘Pfffffff’, verzuchten de mensen.

En dan: ‘tss-kuu-pff-pff, tss-kuu-pff-pff’: alsof ze een locomotief nadoen. Vervolgens kloppen ze zich als gorilla’s op de borst.

‘Zondag treden we op in de Philipszaal in Den Haag’, zegt Lineke Brink van studentenkoor- en orkestvereniging Collegium Musicum (CM), terwijl de stemmen worden opgewarmd. Voor de gelegenheid is ook het koor van Krashna Musika, de Delftse tegenhanger van CM, van de partij.

‘In 2007 hadden we ook een gezamenlijke uitvoering, toen werd het door Delft georganiseerd.’ Dat de Delftenaren relatief veel mannen hebben, komt CM niet slecht uit. Vooral de tenoren zijn gewild. Brink: ‘Maar dat is een berucht probleem bij alle koren.’

‘Blijkbaar is het voor mannen minder hip’, zegt Luuk van Ursem, een van de tenoren uit Delft. Hij is enthousiast over de omvang van de gecombineerde koren. ‘Er is meer ruimte voor dynamiek: het verschil tussen hard en zacht. Met een klein koor heb je soms het gevoel dat je tegen het orkest op moet zingen. Een tuba maak je nu eenmaal niet zachter.’

Vandaag is de generale repetitie, met op het programma Ein deutsches Requiem van Brahms. Brink: ‘Het stuk duurt tachtig minuten. We hebben zelf tien minuten pauze ingebouwd, want dit stuk vraagt veel van je stem. Hard is hier ook echt hard, en het is hoog voor alle partijen. Maar het is fantastische muziek.’

Als het koor zich bij het orkest voegt wordt al snel duidelijk waar Brink het over heeft. Soms klinkt de Duitstalige dodenmis ingetogen, dan zwelt het geluid ineens gigantisch hard aan. Af en toe stopt er even iemand met zingen om stiekem zijn telefoon te checken, of een pen uit een haarknotje te vissen en een aantekening te maken in de bladmuziek.

Als de pauze aanbreekt rennen de musici - soms met strijkstok en al - naar de wc. ‘Volgens mij ben ik mijn stem nu al kwijt’, zegt Mariëlle Hiert (psychologie). Binnen gaan de keelsnoepjes rond.’ Orietta Koster (psychologie) is desalniettemin enthousiast. ‘Ik ben verliefd op het zesde deel. Het gaat over de dag des oordeels. Normaal gesproken is dat hel en verdoemenis, maar hier wordt de dood uitgedaagd.

"Tod, wo ist dein Stachel? Hölle, wo ist dein Sieg?" De neiging is groot om je volledig te laten gaan. Maar dan zit je er doorheen en volgt het zevende deel nog. Gister had ik een kikker in mijn keel. De dirigent riep: "Een van de alten maakt een rare toon!" en ik wist dat ik het was.’

‘Je zou misschien denken dat je je in zo’n groot koor achter anderen kunt verschuilen’, zegt dirigent Gilles Michels. ‘Maar ik hoor het als het verkeerd gaat. Ik weet niet precies wie er dan naast zit, maar ik laat ze graag in die waan.’

De dirigent legt de boel inderdaad een paar keer stil. ‘Hallo, stop! Stoot je buurman aan als je dit hoort. Dit kunnen we niet hebben!’ En even later: ‘Alsjeblieft! Niet zingen als je het niet weet. Dit wil ik niet horen!’

‘Tja, dat was niet echt aardig’, verontschuldigt hij zich achteraf. ‘Maar ik had de bassen al een paar keer gecorrigeerd.’ Nu de puntjes op de i zijn gezet zijn de muzikanten er klaar voor. Michels: ‘Dit is een van de grootste klassieke stukken ooit. De tekst is prachtig, het is een overwinning op de dood.’